Naamvallen vz/ontl

Koppel de juiste vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval aan elkaar
door
voor
zonder
om
tot
tegen
durch
für
ohne
um
bis
gegen
1 / 20
next
Slide 1: Drag question
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Koppel de juiste vertaling van de voorzetsels met de vierde naamval aan elkaar
door
voor
zonder
om
tot
tegen
durch
für
ohne
um
bis
gegen

Slide 1 - Drag question

sleep de voorzetsels naar de juiste naamval.
3e  naamval
4e naamval
aus

bei
mit
nach
seit
von
zu
außer
durch
für
ohne
um
bis
gegen
entlang

Slide 2 - Drag question

Stappenplan:
1a. voorzetsel?
1b. ontleden

2. bepaal de naamval
3. bepaal het woordgeslacht
4. bepaal de groep (der/ein)



Slide 3 - Slide

Was hast du [de kinderen] alles erzählt?
A
die Kinder
B
den Kinderen
C
die Kindern
D
den Kindern

Slide 4 - Quiz

Ich habe [de] Bäcker einen zehn Euroschein gegeben.

A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 5 - Quiz

Ist das dein… Buch (o)?

Slide 6 - Open question

Wir fahren jedes Jahr (o) zweimal mit d…. Zug (m) nach Köln.

Slide 7 - Open question

Möchtest du ein… Teller (m) Suppe?

Slide 8 - Open question

Was gibst du dein…. kleinen Schwester?

Slide 9 - Open question

Eva hat schon wieder ihr…. Hausaufgaben (mv) vergessen!

Slide 10 - Open question

Alle Herren (mv) hatten ein…. schwarzen Anzug (m) an.

Slide 11 - Open question

Die Eltern schenkten (hem) Geld.

Slide 12 - Open question

Ich gratuliere meiner
Mutter zu (haar) ....
Geburtstag.

Slide 13 - Open question

Wir haben einen lieben Hund. Wir fahren nie in den Urlaub ohne
(hem).

Slide 14 - Open question

Es gibt genug Leute, die sich um
(jou) kümmern.

Slide 15 - Open question

Morgen gebe ich (jou)
einen
Blumenstrauß.

Slide 16 - Open question

Willst du dich zu (mij)
setzen?

Slide 17 - Open question

Jungs, ich möchte ich mich bei (jullie)
bedanken.

Slide 18 - Open question

Herr Mayer, können Sie etwas für (mij)
tun?

Slide 19 - Open question

Nach d...... Deutschstunde (v) fahren wir immer nach Hause.

Slide 20 - Open question