u1k C5 p3 lidwoord en zelfstandig naamwoord

Welkom
  • Ga rustig zitten volgens
    de plattegrond.
     
  • Pak alvast je boek.



timer
3:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
  • Ga rustig zitten volgens
    de plattegrond.
     
  • Pak alvast je boek.



timer
3:00

Slide 1 - Slide

1. Verder met grammatica woordsoorten.
2. Een korte herhaling van §1 Werkwoorden.
3. De theorie van §3 doornemen.
4. Beginnen aan §3.



In deze les gaan we

Slide 2 - Slide

De lesdoelen
  • Je kunt werkwoorden herkennen.
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden staan.
  • Je weet in welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 3 - Slide

6.2

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Werkwoord
Een werkwoord geeft aan wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt. Een werkwoord is een woordsoort. Sommige werkwoorden hebben een onbekende betekenis: hebben, kunnen, moeten, zijn

Slide 6 - Slide

Werkwoord
Een werkwoord herken je aan het feit dat je die kunt vervoegen. Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van.
wandel, wandelt, wandelen, wandelde, wandelden, wandelend, gewandeld.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat
Cursus 5, paragraaf 1, opdracht 4 en 5.
= huiswerk voor woensdag 1 februari.
Hoe
In je boek (bladzijde 198-199) en je schrift.
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
 minuten.

Uitkomst
Je kunt werkwoorden herkennen.
Je kunt lidwoorden en zelfstandig naamwoorden herkennen.
Klaar
Kijk de opdrachten alvast na.
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, tabaksplant, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 10 - Slide

Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord aan drie dingen:
1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. (fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Wat
Cursus 5, paragraaf 3, opdracht 1 t/m 4.
= huiswerk voor woensdag 1 februari.
Hoe
In je boek (bladzijde 202-203) en je schrift.
Hulp
Eerst buurman/buurvrouw vragen, daarna vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
10 minuten.

Uitkomst
Je kunt werkwoorden herkennen.
Je kunt lidwoorden en zelfstandig naamwoorden herkennen.
Klaar
Werk alvast verder aan opdracht 5.
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Een woordslang
Van zelfstandig naamwoorden. 

Slang - game - echo.
timer
5:00

Slide 15 - Slide

Einde van deze les!
Je weet nu:
  • Waaraan je werkwoorden kunt herkennen. 
  • Wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • In welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 16 - Slide

De lesdoelen
  • Je kunt werkwoorden herkennen.
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • Je weet in welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 17 - Slide

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Het dorp is afgezet omdat er een nieuwe netflix serie wordt opgenomen.

A
is
B
dorp
C
serie
D
opgenomen

Slide 18 - Quiz

Aan welke drie kenmerken herken je een zelfstandig naamwoord?

Slide 19 - Open question

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Voor de wedstrijd drinkt Daan nog snel een biertje.

Slide 20 - Open question