creatief schrijven & spelling les 5: meervoud en samengestellingen herh.+oef

Creatief schrijven & Spelling
les 5
Nederlands Periode 1 - KLAS  1
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Creatief schrijven & Spelling
les 5
Nederlands Periode 1 - KLAS  1

Slide 1 - Slide

Terugblik

Vorige les heb je geleerd welke regels je toepast bij de meervoudsvormen. 


Slide 2 - Slide

Regels meervouden van zelfstandige naamwoorden

  • Heeft een zelfstandig naamwoord een klinker (= een lange klank) aan het eind dan schrijf je een ‘s - accu's
  • Is het zelfstandig naamwoord een leenwoord vanuit het Frans of Engels dan zet je de ‘s’ er aan vast:  cowboys – etuis - cafés
    (Allemaal geen lange klank of door een accent aigu verkregen.)
    Let op: je schrijft baby’s    maar     trolleys
    Indien er een medeklinker voor de ‘y’ staat dan schrijf je ‘s, maar schrijf je een klinker voor de ‘y’ staat, dan schrijf je de ‘s’ er aan vast.
  • Woorden die eindigen op –ie:
     Valt de klemtoon op de –ie, dan krijg je –ën / melodie wordt melodieën
     Valt de klemtoon niet op de –ie, dan krijg je alleen een –n en komt er een trema op de bestaande e. /  bacterie   wordt  bacteriën


    Woorden die eindigen op –s of f: krijgen z of v vb. grens-grenzen
  • Woorden die eindigen op –ee of –ie:  krijgen ën of n met trema op de laatste e vb. idee-ideeën
  • Woorden die eindigen op klinker: krijgen een ‘s bij uitspraak verandering vb. oma-oma’s
  • Woorden die eindigen op onbeklemtoonde –el, -es, -et, -ik, of –it krijgen geen verdubbeling van de laatste medeklinker vb. dreumes-dreumesen
  • Woorden krijgen een klinkerverandering vb stad-steden
  • Woorden uit het Latijn: vb. museum-musea/museums
  • Woorden met alleen meervoud of enkelvoud vb. vee, zand, hersenen

Slide 3 - Slide

Regels meervouden van zelfstandige naamwoorden (vervolg)


  • Woorden die eindigen op onbeklemtoonde –el, -es, -et, -ik, of –it krijgen geen verdubbeling van de laatste medeklinker vb. dreumes-dreumesen

  • Woorden krijgen een klinkerverandering vb stad-steden

  • Woorden uit het Latijn: vb. museum- musea/museums

  • Woorden met alleen meervoud of enkelvoud vb. vee, zand, hersenen

Slide 4 - Slide

Waarom is het meervoud van spray 'sprays'?

Slide 5 - Open question

Wat is het meervoud van industrie?
A
industrieën
B
industriën

Slide 6 - Quiz

Wat is het meervoud van cd?
A
cd's
B
cd-s
C
cd'en
D
cds

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van politicus?
A
politici
B
politici's
C
politicussen
D
politicies

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van museum?
A
musea's
B
museums
C
musea
D
musea en museums

Slide 9 - Quiz

Wat is het meervoud van abonnee?
A
Abonnees
B
Abonneën

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van havik?
A
haviken
B
havikken
C
haviks

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van knie?
A
kniën
B
knieën

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logees

Slide 13 - Quiz

Vooruitblik

Aan het eind van deze les...

...ken je de regels voor de spelling van samengestelde woorden.


Slide 14 - Slide

Regels samenstellingen
Wanneer gebruik je een tussen-n?
1. Wanneer het linkerdeel van de samenstelling een persoon is dan zet je altijd een tussen-n.
ziekenhuis – lerarenkamer – ambtenarenoverleg
2. Wanneer je het linkerdeel in de meervoudsvorm een ‘n’ geeft, dan zet je ook een tussen-n.
Vb: notendop – boekentas – fietsenrek – spinnenweb

Slide 15 - Slide

Regels samenstelling
Wanneer zet je geen tussen-n:
1. Wanneer je de meervoudsvorm van het linkerdeel zowel met een ‘n’ als een ‘s’ kunt zetten, dan zet je geen tussen-n.              
Vb.: aktetas (aktes + akten)  – gedachtegang (gedachten + gedachtes)

2. Wanneer je een linkerdeel moet vormen met ‘zon’, ‘maan’’ dan zet je ook geen tussen-n.      
Vb.: zonnestraal – maneschijn
 

Slide 16 - Slide

Regels samenstelling
Wanneer zet je geen tussen-n: (Vervolg)
3. Wanneer het linkerdeel het rechterdeel versterkt dan zet je 
     geen tussen-n. 
(uitdrukking/versteende samenstelling)  
                                                        
Vb.: boordevol –  beresterk – apetrots – reuzeleuk
Vb.: bullebak – schattebout - spillebeen

Slide 17 - Slide

0

Slide 18 - Video

Aan de slag!
Je kunt nieuwe woorden vormen door twee bestaande woorden samen te voegen. Als je zo'n samenstelling maakt van twee zelfstandige naamwoorden, moet je soms een -n schrijven tussen de twee woorden. 
Maak slide 23 t/m 48

Slide 19 - Slide

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'paardenstaart'

Slide 20 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'ladekast'

Slide 21 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'plantenspuit'

Slide 22 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'kippenhok'

Slide 23 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'rentestijging'

Slide 24 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'aktetas'

Slide 25 - Open question

Schrijf het eerste deel van de samenstelling op in het enkelvoud.
Schrijf achter elk zelfstandig naamwoord de meervoudsvorm.
Let op, sommige woorden hebben twee meervoudsvormen! Schrijf in dat geval beide vormen op.
'zakenman'

Slide 26 - Open question

Vergelijk de meervoudsvormen en de aanwezigheid van de tussen-n op slide 23 t/m 29. Welke regel kun je hieruit afleiden?

Slide 27 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

trap+huis

Slide 28 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

behoefte+ patroon

Slide 29 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

knikken+bollen

Slide 30 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

reus+ leuk

Slide 31 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

reus + rad

Slide 32 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

bende + leider

Slide 33 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

zon + stelsel

Slide 34 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

nacht + gaal

Slide 35 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

plat+ land

Slide 36 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

zede+ delict

Slide 37 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

beer + sterk

Slide 38 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

bejaarde+ flat

Slide 39 - Open question

Maak een samenstelling van gegeven woorden.

rug+ prik

Slide 40 - Open question

Controleer de volgende samenstellingen. Verbeter de woorden die verkeerd gespeld zijn.
1 faseverschil 6 wiegendood. 11 rollenbollen 16 vliegezwam
2 gedaantenverandering 7 verrekijker 12 lindenbloesem 17 waardeoordeel
3 linzensoep 8 berevacht 13 heldenrol 18 bakkebaard
4 lachebek 9 hunebed 14 geboortengolf 19 bollenboos
5 eendeëi 10 apenstreek 15 berenklauw 20 apenlazarus

Slide 41 - Open question

Filmpje!
Wanneer je nog wat inspiratie nodig hebt voor je sprookje....kijk dan het filmpje op de volgende dia!

Slide 42 - Slide

0

Slide 43 - Video