Herhaling grammatica klas 1 naamvallen

Herhaling Latijn klas 1-naamvallen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling Latijn klas 1-naamvallen

Slide 1 - Slide

Welke functie horen bij de 1e naamval (nominativus)
A
onderwerp
B
onderwerp, naamwoordelijk deel vd gezegde
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Quiz

Naamwoordelijk deel (van het gezegde)
De Olympus is ……
Die zin is nog niet af! Het gezegde is nog niet compleet! Aan de persoonsvorm is moet nog iets toegevoegd worden: een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Bijvoorbeeld:De Olympus is een berg. Of:De Olympus is hoog.

Slide 3 - Slide

Welke functie in de zin heeft de 2e naamval (genitivus):
A
lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Quiz

Hoe vertaal je meestal een genitivus:
A
aan
B
voor
C
geen bijzondere vertaling
D
van

Slide 5 - Quiz

De genitivus
In de rijtjes van de (zelfstandige) naamwoorden is de genitivus de tweede vorm.
Het is de naamval van de bijvoeglijke bepaling (bvb): die zegt iets van en hoort bij een ander (zelfstandig) naamwoord en kan daar zowel vóór als achter staan.
Je vertaalt hem bijna altijd met van.

Slide 6 - Slide

De genitivus: bijzondere gevallen
amor puellae =
1. de liefde van het meisje     (het meisje bemint iemand)
2. de liefde voor het meisje    (iemand bemint het meisje)
In beide gevallen is puellae een bvb.
Geval 1 heet het: genitivus subiectivus (o.).
Geval 2 heet het: genitivus obiectivus (l.v.).

Slide 7 - Slide

De genitivus: bijzondere gevallen
multi puerorum = velen van de jongens
van de jongens duidt hier het geheel aan, waar velen een deel van is.
Zo'n genitivus heet genitivus partitivus.
(Vaak kun je bij de vertaling "van" weglaten!)

Slide 8 - Slide

Welke functies horen bij het 3e naamval (dativus)
A
meewerkend voorwerp, dativus van bezit
B
meewerkend voorwerp,blije dativus, aanvulling bij werkwoord
C
aan, voor
D
meewerkend voorwerp, aanvulling bij werkwoord, blije dativus, dativus van bezit

Slide 9 - Quiz

Het meewerkend voorwerp
  • Dit is het zinsdeel, waar je zonder dat het uitmaakt aan of voor vóór kunt zetten of weg kunt laten. Het meewerkend voorwerp is essentieel voor het lukken van de handeling.
  • Bijv. Anita geeft (aan) Bas een tekening.
  • Bas moet meewerken (de tekening aannemen), anders kan Anita hem geen kus geven.

Slide 10 - Slide

De blije dativus
  • Ook hier kun je voor vóór kunt zetten of weg kunt laten, maar deze dativus is niet essentieel voor het lukken van de handeling.
  • Bijv. Anita maakt een tekening voor Bas.
  • Bas doet hier niet mee aan de handeling, Anita maakt de tekening alleen.

Slide 11 - Slide

Dativus aanvulling na bepaalde werkwoorden
Bij sommige werkwoorden, waar in het Nederlands een lijdend voorwerp bij hoort, hoort in het Latijn een dativus.
  • Bijv. Zij sparen het meisje = Puellae parcunt.
  •  Jij schaadt ons = Nobis noces.

Slide 12 - Slide

dativus possessivus
Een bijzonder geval is esse + dativus:
Bijv. 
  Mihi frater est =   (Letterlijk: Aan mij is een broer.)

  Vertaal: Ik heb een broer.

Slide 13 - Slide

Hoe weet je welke dativus het is?
Daarvoor moet je naar het werkwoord kijken:
  • Gaat het met een aanvulling in de dativus? Dat vind/leer je in de woordenlijst.
  • Is het een vorm van esse: possessivus
  • Is er iemand anders dan het onderwerp nodig om de handeling te laten lukken: meewerkend voorwerp
  • Anders: blije dativus

Slide 14 - Slide

Welke functies horen bij de 4e naamval(accusativus)?
A
aangesproken persoon
B
lijdend voorwerp, naamwoordelijk deel
C
lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling (na voorzetsels)
D
onderwerp

Slide 15 - Quiz

Accusativus
Die leerling heeft de deur dichtgedaan.
  1.  Lijdend voorwerp

in + acc.       in Romam     in Rome 
2. ( waar?) bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Slide

Welke functies horen bij de 5de naamval (ablativus):
A
bijvoeglijke bepaling, aanvulling werkwoord
B
lijdend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling, aanvulling werkwoord
D
aangesproken persoon

Slide 17 - Quiz

Ablativus
De ablativus is meestal een bijwoordelijke bepaling (afgekort: bwb).
Een bwb zegt iets over een werkwoord, namelijk: waarmee iets gebeurt, of hoe of waar, waarvandaan, wanneer.
In het Latijn staat er vaak een voorzetsel voor, maar soms moet je die er zelfs bij verzinnen.

Slide 18 - Slide

Welke voorzetsels kun je aanvullen bij een ablativus als er geen staat in het Latijn?
A
aan, voor
B
met, door, uit, in, op

Slide 19 - Quiz

Ablativus - aanvulling bij een ww
De ablativus komt ook voor bij bepaalde werkwoorden (bijv. carere).

Vb. Regina viro caret.
De koningin mist een man.

Slide 20 - Slide

Welke functie hoort bij de vocativus:
A
bijvoeglijke bepaling, aanvulling werkwoord
B
lijdend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling, aanvulling werkwoord
D
aangesproken persoon

Slide 21 - Quiz