Lesson 22

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Lesson 22

In today's lesson

- Proefwerk opgeven

- Newsround kijken

- Uitleg much/many/little/few

- Oefeningen maken

Goals of this lesson

- Je kunt in eigen woorden vertellen waar het Engelse nieuws over ging

- Je weet wat much/many/a little/a few betekenen

- Je weet wanneer je deze woorden moet gebruiken

Hoe zeg je 'veel' in het Engels?

Hoe zeg je 'weinig' in het Engels?

Veel

She has much money.

There are many apples.

We have much sugar.

I count many birds.

There is much time. 

Weinig

Can I borrow a little money?

They only have little time.

My mum bought a few presents for Christmas.

There a few people in my class that failed. 

Much

a little

Dingen die je NIET kan tellen

much food

little time

much homework

Many

a few

Dingen die je WEL kan tellen

many clocks

a few students

many chairs

Kun je het tellen of niet:
questions

1. Niet tellen
2. Wel tellen

Kun je het tellen of niet:
hamburgers

1. Niet tellen
2. Wel tellen

Kun je het tellen of niet:
tea

1. Niet tellen
2. Wel tellen

Kun je het tellen of niet:
cup of tea

1. Niet tellen
2. Wel tellen

Kun je het tellen of niet:
money

1. Niet tellen
2. Wel tellen

Kun je het tellen of niet:
euro

1. Wel tellen
2. Niet tellen

Kun je het tellen of niet:
time

1. Niet tellen
2. Wel tellen

Kun je het tellen of niet:
minutes

1. Niet tellen
2. Wel tellen

TIP

Als je achter een woord een -S kan zetten, kun je het meestal tellen.

1 apple, 2 apples

1 room, 2 rooms

Kijk voor jezelf of je kan zeggen 1....... en 2........

He has......sisters.

1. Much
2. Many

There is not......snow.

1. little
2. few

Do you have......homework?

1. Much
2. Many

I have......patience (geduld).

1. Much
2. Many

I have......hobbies.

1. little
2. few

There is......food left.

1. little
2. few

He received......presents for his birthday.

1. Much
2. Many

I don't eat......meat.

1. Much
2. Many

Wat zijn de regels?

Page 110 opdr 9&10