2D en 3D les 1 - meetkundige begrippen

Hoofdstuk 4 - 2D en 3D 
1 / 12
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4 - 2D en 3D 

Slide 1 - Slide

2D 3D
Onderwerpen:
  • Meetkundige begrippen
  • Omtrek
  • Oppervlakte
  • Inhoud
  • Omtrek, oppervlakte en inhoud
  • Werktekeningen: van 2D naar 3D
  • Routebeschrijvingen en kaarten

Slide 2 - Slide

Hoeken
 ⊥
Parallel/evenwijdige lijnen
 // 

Slide 3 - Slide

rechte hoek
stompe hoek
scherpe hoek
 ⊥
45 graden
120 graden

Slide 4 - Drag question

Coördinaten 
Met behulp van coördinaten kun je snel een plek vinden op een kaart. Een coördinaat bestaat meestal uit een letter en een getal. Deze vind je aan de zijkanten van de kaart.

Ook bij kaartjes voor evenementen waarbij je een vaste plaats hebt, zie je aan de combinatie van letters en getallen (of van 2 getallen) waar je moet zijn. Bijvoorbeeld: rij 4 stoel 26; tribune 2, blok C1, rij 1 stoel 46; vak F, rij 23 stoel 7.

Slide 5 - Slide

In welk vak ligt punt H?
A
C4
B
C3
C
A1
D
B2

Slide 6 - Quiz

In welk vak ligt punt L?
A
A1
B
A4
C
D2
D
D1

Slide 7 - Quiz

Windrichtingen
Een windroos geeft de windrichtingen aan: noord, oost, zuid en west. 

Bij weerkaarten en -grafieken wordt de windrichting ook wel weergegeven met een pijltje. De bovenkant is het noorden. Het pijltje wijst aan waar de wind naartoe gaat.

Een windroos vind je ook op een kompas. De rode naald van een kompas wijst altijd naar het noorden. Door de N van het kompas precies onder de rode naald te draaien, weet je ook waar de andere windrichtingen liggen.


Slide 8 - Slide

Waar komt de wind vandaan?
A
uit het westen
B
uit het oosten
C
uit het noorden
D
uit het zuiden

Slide 9 - Quiz

Waar komt de wind in de rode cirkel vandaan?
A
uit het zuiden
B
uit het noorden
C
uit het westen
D
uit het oosten

Slide 10 - Quiz

Symmetrie
Als twee helften van een voorwerp elkaars spiegelbeeld zijn, dan is het 
voorwerp symmetrisch

Lijnsymmetrie: een figuur ziet er precies hetzelfde uit aan beide kanten van de symmetrieas.
Stel je voor dat je een spiegel plaatst op de symmetrieas van dit figuur. De ene helft gecombineerd met het spiegelbeeld ziet er bij een lijnsymmetrisch figuur uit als het origineel.

Draaisymmetrie: een figuur ziet er precies hetzelfde uit wanneer deze (minder dan een heel rondje) gedraaid wordt. Er is hier geen symmetrieas, maar er wordt gespiegeld in een punt. Stel je voor dat je een punaise in het figuur plaatst en het dan ronddraait.

Puntsymmetrie: een figuur ziet er precies hetzelfde uit als deze een half rondje gedraaid wordt. De ene kant van het plaatje is eigenlijk het omgekeerde van de andere kant.
Een figuur dat puntsymmetrisch is, is altijd ook draaisymmetrisch.

Slide 11 - Slide

Oefenen
Ga naar Rekenblokken online 
N4 domeinen - H4 2D 3D 

Maak opdrachten §4.1 Meetkundige begrippen



Slide 12 - Slide