This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Herhalen en oefenen
Leestekens!
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Doel van de les
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken in een zin;
- Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken.
Slide 3 - Slide
Hoofdletter
Het is belangrijk dat je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt. Het heeft invloed op hoe begrijpelijk je tekst is.
Slide 4 - Slide
Leestekens zijn belangrijk!
Slide 5 - Slide
Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.
Slide 6 - Slide
Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.
Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
Uitroepteken (uitroep): Doe je best!
Slide 7 - Slide
Komma
De komma is een korte pauze in een zin.
Zonder de komma kan een zin verkeerd
geïnterpreteerd (=begrepen) worden.
Slide 8 - Slide
Komma
De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.
Slide 9 - Slide
Apostrof
- bij citaten Ze vroeg: 'Mag ik vanavond naar de film?'
- bij extra nadruk of een speciale betekenis
Hoe schrijf je het woord 'verrassing'?
Slide 10 - Slide
Leestekens
Slide 11 - Slide
Hoe laat begint de les vandaag!
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.
Slide 12 - Quiz
De medewerker vroeg waarmee hij mij kon helpen?
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.
Slide 13 - Quiz
We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.
Slide 14 - Quiz
Loop naar de maan.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.
Slide 15 - Quiz
Op Maandag hebben we een toets.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.
Slide 16 - Quiz
Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Hoofdletters en leestekens kloppen.
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet.
Slide 17 - Quiz
In Maart ben ik jarig!
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.
Slide 18 - Quiz
Herhalen en oefenen
Dubbele punt
(directe rede)
Slide 19 - Slide
Dubbele punt
Bij een opsomming: Je kunt je opgeven voor verschillende activiteiten: tennis, buikdansen, volleybal en salsa.
Bij een verklarende opmerking: Er zijn dus twee oplossingen: of je houdt nu je mond, of je pakt je spullen en je gaat.
Een citaat: In het grammaticaboek staat: "Een zin begin je met een hoofdletter en eindig je met een punt, een vraagteken of een uitroepteken."
Slide 20 - Slide
Directe rede
Slide 21 - Slide
Aanhalingstekens
Voor een uitspraak of letterlijk citaat.
Als je een woord ironisch bedoelt: Gefeliciteerd 'jongeman'. (Dat zeg je tegen iemand die al wat ouder is.)
Als je een woord in de tekst wilt benadrukken, omdat het een bijzonder of ongebruikelijk woord is: De zogenaamde 'chickflicks' worden steeds populairder.
Slide 22 - Slide
Check leerdoelen
- Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken;