introductie - 2024 2025 - 3M

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Voorstellen
Frédérique van Riessen
taalkundige
oud-ondernemer
leerlingbegeleider
docent Nederlands
vertrouwenspersoon
mentor 6v

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe was jullie vakantie?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is NIET waar???

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions


Wat is NIET waar?
A
Ik ben duikinstructeur.
B
Mijn lievelingseten is slakkenpap.
C
Ik spreek Indonesisch.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Doel
Iedereen uit deze klas staat een voldoende 
voor Nederlands einde schooljaar 24/25

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we dit jaar doen?
SO Woordenschat
Leesvaardigheid




Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vragen?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Dyslexie

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Link

Filmpje over superkrachten van dyslecten. Vanaf 7:15 tot 17:40.
Woordenschat (SO)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Lesopzet: 
1) oriënteren: welke mooie woorden zijn er?
2) uitleg: verschillende woorden voor hetzelfde
3) aan de slag: hoeveel woorden kunnen jullie bedenken?
4) aan de slag: hoeveel spreekwoorden kennen jullie?
5) reflectie: welke nieuwe woorden heb je vandaag geleerd? (schrijf ze op in je woordenschatschrift)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Wat is jouw lievelingswoord?
(denk hier vast over na)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Smeuïg

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Tastzin

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Wat is het mooiste woord in de Nederlandse taal?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Wat is jouw lievelingswoord?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Wat is het mooiste woord in de Nederlandse taal?
Vraag dit na in je omgeving = huiswerk.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

421 woorden voor sneeuw
Het Schots telt niet minder dan 421 woorden om sneeuw of sneeuwval te beschrijven. Zo is er bijvoorbeeld "snaw" (sneeuw), "sneesl" (als het begint te sneeuwen), "skelf" (grote sneeuwvlok) en "flindrikin" (lichte sneeuwval).

 "Het weer is al eeuwen een cruciaal onderdeel van het leven van Schotten", zegt doctor Susan Rennie van de universiteit van Glasgow. "Het aantal woorden in het Schots voor sneeuw toont aan hoe belangrijk het voor onze voorouders was om duidelijk over het weer te communiceren omdat het hun bestaan danig kon beïnvloeden."

Voorts blijkt ook dat er in het Schots 369 varianten bestaan op het woord "knikkers" ("marbles").

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Maak groepjes van 4.
Hoeveel woorden kan jullie groepje verzinnen voor 'neerslag'?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Hoeveel woorden kan jullie groepje verzinnen voor 'neerslag'?
regen, hemelwater, motregen, slagregen, ijsregen
sneeuw, poedersneeuw, korrelsneeuw, driftsneeuw, droge sneeuw, slush, hagel, ijzel, mist, dauw, 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
Welke spreekwoorden kennen jullie? (doe dit uit je hoofd - zonder chromebook)
Probeer ook samen achter de betekenis van de spreekwoorden te komen.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
reflectie: wat hebben we vandaag geleerd?
Schrijf de woorden op in je woordenschatschrift.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat wil je dit jaar leren?
bij Nederlands...

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Bedenk
een metafoor voor deze klas

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wat is een metafoor?
Je beschrijft een beeld in plaats van letterlijk te zeggen wat je bedoelt. Bijvoorbeeld: 
'school is als een formule 1-race: je hebt heel mensen nodig om te slagen.'

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Video

This item has no instructions

Voorbeeld 1
De lessen Nederlands zijn als een marathon, uren later heb je pijn, voel je je leeg en kom je kotsend over de eindstreep.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 2
Het lezen van een boek is als het trainen voor een olympische medaille: het is zwaar, het kost veel tijd, maar zodra je er goed in zit, wil je niet meer stoppen.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 3
De docent Nederlands is net een voetbalcoach. Ze is er om je te wijzen op je fouten en helpt je om beter te worden. Maar je moet wel elke week naar de training komen, anders verandert er niks.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Bedenk een passende metafoor
- sport
- samenwerken
- groei/ontwikkeling
- besturen (schip/machine)

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Tip!
Wat moet ik over jou weten om ervoor te zorgen 
dat ik mijn doel kan halen? (iedereen een voldoende)

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Vragen?

Slide 42 - Slide

This item has no instructions