Hoofdstuk 9: Maaltijd bereiden PVC

Mens en gezondheid
Hoofdstuk 9: Een maaltijd bereiden en opdienen.

1 / 48
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 10 videos.

Items in this lesson

Mens en gezondheid
Hoofdstuk 9: Een maaltijd bereiden en opdienen.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelen:
  • De leerling weet welke keukengerei en apparatuur er in de keuken gebruikt wordt. 
  • De leerling weet hoe je ingrediënten kan wegen en meten.
  • De leerling weet hoe je een recept moet lezen, omrekenen en bereiden.
  • De leerling weet de hygiëneregels in de keuken en voor zichzelf.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Brainstorming:
Wat is jouw ontbijt?
Wat eet jij met de lunch?
Wat is een hoofdmaaltijd?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Kruiden en specerijen
Kruiden en specerijen maken het eten smaakvoller.

Kruiden zijn afkomstig van een groene plant. Deze planten groeien meestal in gematigde klimaten.
Specerijen zijn gedroogde delen van een tropische plant die als smaakmaker worden gebruikt van bijvoorbeeld bloemknoppen, meeldraden, zaadjes, vruchten, bast en wortels.

Slide 6 - Slide

Het gematigd klimaat kenmerkt zich door duidelijke seizoenen. Er moet minimaal
één maand een gemiddelde boven de 10°C hebben. Ook ligt het gemiddelde van de
koudste maand tussen de -3 en 18°C. Ook is het er behoorlijk vochtig, het kan het
hele jaar door regenen.
Klinkt bekend, of niet? Dat is inderdaad het klimaat waar Nederland in ligt!
Opdracht:
Lees blz. 286 en 287.
Maak opdracht 9.02 (blz. 287).

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Keukengerei en -apparatuur:
Wat is het verschil?
Voorbeelden.
Wanneer gebruik je het?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

keukengerei en Keukenapparatuur
Keukengerei = zijn pannen, messen, bakblikken, een deegroller, weegschaal en een keukenwekker. Het is het gereedschap voor in de keuken.

Keukenapparatuur  = fornuis, oven, magnetron, frituurpan.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Is dit keukengerei of keukenapparatuur

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Welke apparatuur zie je hier ?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Opdracht:
Maak opdracht 9.04 (blz. 288), opdracht 9.05 (blz. 289) en opdracht 9.06 (blz. 290).

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Meten en wegen:
Wanneer gebruik je een maatbeker?
Waar let je op bij gebruik van een weegschaal?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wegen en meten
Vloeistoffen kun je afmeten in een maatbeker.


1 liter
1000ml
 1 liter 
100 cl
 1 liter 
10 dl

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

1 liter (l) = 10 deciliter (dl) = 100 centiliter (cl) = 1000 milliliter (ml/cc)

1 dl = 10 cl = 100 ml

1 cl = 10 ml (10 cc)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Kilogram

 


1 kilo =                  1 pond  =          1 ons =
1000 gram          500 gram         100 gram

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Opdracht:
Maak opdracht 9.07 t/m 9.10
 (blz. 291 t/m 294).

Slide 18 - Slide

This item has no instructions


Een kilo is evenveel als
A
100 gram
B
1.000 gram
C
1.000 milliliter
D
100 centiliter

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel is een pond
A
50 gram
B
5000 gram
C
5 gram
D
500 gram

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel is een ons
A
10 gram
B
1 gram
C
100 gram
D
1000 gram

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Portfolio Opdracht:
Een recept maken en een boodschappenlijst met berekening

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Recepten lezen:
Wat is een recept?
Wat staat altijd in het recept?
Wat moet je doen als je voor meer/minder mensen kookt?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Snijtechnieken
Er zijn verschillende snijtechnieken: 
  • brunoise
  • julienne
  • chinoise
  • hakken

Opdelen= het kleiner maken van ingrediënten. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Snijtechnieken:
Wat houdt de snijtechniek Julienne in?
A
Reepjes
B
Blokjes
C
Ruitjes

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welke snijtechniek is hier toegepast?
A
Brunoise
B
Chinoise
C
Julienne
D
Hakken

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Snijtechnieken:
Wat houdt de snijtechniek Chinoise in?
A
Reepjes
B
Blokjes
C
Ruitjes
D
Hakken

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Hoe heet het snel klein snijden van producten zoals peterselie of noten?
A
Hakken
B
Raspen
C
Schaven
D
Snipperen

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Bereidingstechnieken: manieren om eten te bereiden

*koken
* bakken
* braden

-Fruiten
-Magnetron gebruiken
-Frituren
-Roerbakken of wokken
-Smoren
-Grillen
-Stomen
-Stoven 




Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Video

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Slide 35 - Video

This item has no instructions

Wat is fruiten
A
Een stuk fruit bakken
B
Een product snel en op hoog vuur bakken
C
Een product frituren
D
Een product glazig bakken

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer kookt water ?
A
60 graden
B
90 graden
C
100 graden
D
50 graden

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Welke bereidingstechniek hoort bijeen gerecht gaar maken in de damp van heet water
A
koken
B
stomen
C
bakken
D
braden

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Welke bereidingstechniek hoort bij een gerecht bruin en gaar maken in margarine zonder deksel op de pan
A
bakken
B
braden
C
koken
D
stomen

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Gerechten presenteren:
Waar let je op bij het opdienen van eten:
de kleur, vorm, textuur.
Garneren.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Video

This item has no instructions

Gerechten presenteren
tafeletiquette:
de tafel wordt volgens een bepaalde manier gedekt.
Mes en lepel: 
Aan de rechterzijde van het bord of servet.
Snijkant van het mes naar binnen, 
bolle kant van de lepel op tafel. 
Allebei aan de rand van de tafel.
Vork
aan de linkerzijde van het bord of servet. 
De eerste vork aan de rand van de tafel, 
de tweede vork verspringend naar boven.
Kopbestek voor nagerecht: 
Aan de bovenkant v/h bord of servet.
Vanaf servet gezien: Mes, Vork, Lepel 
Ezelsbruggetje: Met Veel Liefde

Side plate: 
Links van de vorken. 
De bovenkant van de side plate is op gelijke hoogte met het servet of bord.

Wanneer toast en boter apart worden geserveerd, ligt op de side plate nog een botermesje. De snijkant naar links.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Een couvert kan verder uitgebreid worden met:
Waterglas
Koffielepels, theelepels, espressolepel, taartvorkjes
Dessertbestek; dessertmes, dessert vork, dessertlepel
Visbestek; visvork, vismes, oestervork, kreefthaak

Couvert
is het tafelgerei dat de gast gebruikt om te eten en drinken
Standaard couvert / à la carte couvert:
Grote vork
Groot mes
Grote lepel
Servet
Toastbordje, ook wel side plate genoemd
Wijnglas

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met 'mise en place'?

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

Mise en Place

Voorbereidende werkzaamheden. Uit het Frans letterlijk vertaalt: 'op zijn plaats gezet’. 

Plannen tijdens het koken is heel belangrijk.

Hoe ga je te werk ?
  1. Je begint met je handen wassen.
  2. Lees het recept en de bereidingswijze goed.
  3. Zet al je keukengerei klaar.
  4. Pak de juiste pannen en schalen.
  5. Zet je ingrediënten klaar.
  6. Weeg / meet ingrediënten af.
  7. Maak de groenten schoon.
  8. Kruid het vlees.
  9. Ruim afval meteen op.
  10. Kijk waar je mee moet beginnen en volg het recept
  11. Bereid het eten.
  12. Zorg dat het eten mooi op tafel komt.
  13. Was af en ruim op.

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Waar bestaat een standaard couvert uit?
A
Bloemen, peper en zout, kaarsje of lichtje
B
Menukaart, tandenstokers, olie en azijn
C
Grote vork, groot mes, grote lepel, servet, side plate en wijnglas
D
Grote vork, groot mes, water glas

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht:
Lezen: blz. 295 t/m 317
Maken opdracht 9.14, 9.15 en 9.16, 9.17, 9,18, 9.20, 9.22, 9.25, 9.26 en 9.27 (blz. 300 t/m 322).

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Opdracht:

Maken praktijk opdracht: blz 85 t/m 93 

Slide 48 - Slide

This item has no instructions