2.08 Signaalwoorden en voegwoorden, oefenen KLT

Mavo 4
Je pakt je leesboek.
1 / 53
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Mavo 4
Je pakt je leesboek.

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Stillezen
  • Theorie : voegwoorden, signaalwoorden en omschrijvingen
  • Oefenen via LessonUp en lesboek
  • Woorden Kern 30, 31 en 34 via Quizlet
  • Pauze
  • Kijken en luisteren: kritisch kijken en luisteren

  • Oefenen met werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

timer
12:00

Slide 3 - Slide

Waar speelt het boek
'Perenbomen bloeien wit' zich af?

Slide 4 - Mind map

Wat gebeurt er in het gezin?

Slide 5 - Mind map

Terugblik vorige les
Braindump
  • Samenvatten tv-programma
  • Functies beelden programma
  • Thema's

Slide 6 - Slide

Functies beelden in programma
  • informatie geven over inhoud
  • emotie oproepen
  • versterken van de boodschap
  • meer informatie geven bij de beelden
  • uitleg geven bij de beelden

Slide 7 - Slide

Samenvatting programma, wat moet er in?
  • het onderwerp (waar gaat het programma over)
  • de hoofdgedachte (wat zegt de maker over het programma)
  • wat is de relatie tussen tekst, beelden en geluid
  • conclusie of antwoord op een vraag

Slide 8 - Slide

Wat is een thema?
Het thema is het hoofdonderwerp van het verhaal (film, serie of lied).

Thema's die veel voorkomen: liefde, dood, vriendschap, eenzaamheid of opgroeien tot volwassene.

Slide 9 - Slide

Wat is het thema van het boek 'Perenbomen bloeien wit'?

Slide 10 - Open question

Leerdoel
Je leert hoe je gevarieerde taal gebruikt bij het schrijven van teksten.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les weet ik wat signaalwoorden zijn en kan ik deze vinden in een tekst of zin. 

Slide 13 - Slide

Wat is een signaalwoord?

• Verbindingswoorden 

•Signaalwoorden geven het verband aan tussen,  zinnen en alinea’s.

Slide 14 - Slide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, hierna, , vervolgens, later, ten eerste, ten slotte,  later,  oorspronkelijk, intussen 

Slide 15 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 16 - Quiz

Opsomming
en, ook, verder, daarbij, bovendien, daarnaast, een ander…, ten eerste, vervolgens, eveneens, noch… noch…, zowel… als…., niet alleen… maar ook…, tevens, voorts, ten slotte

Slide 17 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: Eerst zijn er verkiezingen en ..... wordt er een nieuw kabinet samengesteld.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens

Slide 18 - Quiz

Tegenstelling
maar, echter, toch, doch, niettemin, daarentegen, juist (niet), al(hoewel), desondanks, enerzijds… anderzijds…, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, terwijl (in de betekenis van hoewel)

Slide 19 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: In Mexico is het .... Nederland het hele jaar door warm.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve

Slide 20 - Quiz

Oorzaak – gevolg
Oorzaak:  doordat, door, de oorzaak is…, te danken/wijten aan, ten gevolge van
Gevolg: daardoor, hierdoor, waardoor, leidt tot…., zodat,
het gevolg/resultaat/effect (daarvan) is

Slide 21 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
De PVV heeft hele extreme standpunten, .... veel partijen niet met hen willen samenwerken.
A
omdat
B
dus
C
aangezien
D
waardoor

Slide 22 - Quiz

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 23 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
Ik heb een pakketje ontvangen ..... ik een cadeau kon geven aan mijn vriend.
A
waarmee
B
doordat
C
tenzij
D
vandaar dat

Slide 24 - Quiz


Voorbeeld/ toelichting
zo, bijvoorbeeld, zoals, namelijk, ter illustratie, stel, neem, onder andere, denk hierbij aan, dat komt voor bij, dat is het geval bij 

Slide 25 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
Ik hou ervan om aan het eind van de dag even te ontspannen, ........ door een boek te lezen of een wandeling te maken.
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals

Slide 26 - Quiz

reden
omdat, want, immers, namelijk, vanwege, wegens, aangezien, daarom, dus  

Slide 27 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 28 - Quiz

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, ( niet als),
mits(= alleen als) 
 aangenomen dat
gesteld dat

Slide 29 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
... iemand zich niet kan legitimeren, mag hij/zij ook niet gaan stemmen.
A
Als
B
Tenzij
C
Bijvoorbeeld
D
Want

Slide 30 - Quiz

Samenvatting / conclusie
kortom, samengevat, al met al, alles bij elkaar genomen, om kort te gaan, met andere woorden

dus, vandaar, daarom, om die redenen, dan ook, kortom, al met al, concluderend, dat betekent, aldus, hieruit volgt

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Voegwoorden
Voorbeelden van voegwoorden:
want, omdat, en, maar, zodat, dus, terwijl, nadat, als, toen, tenzij, hoewel, doordat, of. 

Slide 33 - Slide

Gebruik van voegwoorden
Je gebruikt voegwoorden bijvoorbeeld bij een:
  • opsomming: Ik eet een appel en een peer.
  • tegenstelling: Ik eet een appel, maar vind ik het vies.
  • gevolg: Ik eet een appel, zodat ik minder trek heb.
  • reden: Ik eet een appel, want dat is gezond.

Slide 34 - Slide

Omschrijvingen
In plaats van hetzelfde woord te herhalen, kun je het ook omschrijven. Je zegt dan hetzelfde, maar in andere woorden. Daardoor wordt je tekst prettiger leesbaar.

Slide 35 - Slide

Omschrijvingen - voorbeeld
Erik  wacht nu al tijden op de bus. De 15-jarige scholier kan 
vanwege een beenbreuk niet fietsen.


--> Erik en de 15-jarige scholier zijn dezelfde persoon.

Slide 36 - Slide

Aan de slag
Je maakt opdracht 1 t/m 5 van Kern 34 (blz. 72+73)

Slide 37 - Slide

Nabespreking

Slide 38 - Slide

Opdracht 1
In de eerste alinea is sprake van een opsomming. Dat kun je zien aan de woorden ‘ook’ en
‘daarnaast’

Slide 39 - Slide

Opdracht 2
zodat, omdat, dus, en

Slide 40 - Slide

Opdracht 3
De PWR 27, het elektronische hulpmiddel, deze back-up accu, het hebbeding.

Slide 41 - Slide

Opdracht 4
Je kunt hetzelfde woord omschrijven in plaats van te herhalen, je kunt voegwoorden gebruiken
en je kunt signaalwoorden gebruiken.

Slide 42 - Slide

Opdracht 5a
Dit weekend rijden er geen treinen, omdat er aan het spoor wordt gewerkt.

Slide 43 - Slide

Opdracht 5b
Ik vertrek vijf minuten eerder, zodat ik zeker weet dat ik de bus ga halen.

Slide 44 - Slide

Opdracht 5c
Er waren allerlei leuke spelletjes en activiteiten bedacht, maar er kwamen nauwelijks kinderen opdagen.

Slide 45 - Slide

Opdracht 5d
De huisarts is weggeroepen voor een spoedgeval, dus de wachttijd kan wel oplopen tot een half uur of een uur.

Slide 46 - Slide

Opdracht 5e
Op alle jassen krijg je 40% korting en alle broeken gaan voor de helft van de prijs weg.

Slide 47 - Slide

Wat weet jij over ...

signaalwoorden ?

en voegwoorden? 

Slide 48 - Slide

Woorden kern 30, 31 en 32
Oefenen via Quizlet

Slide 49 - Slide

Kijken en luisteren oefenen
Je oefent voor de KLT (SE4), deze wordt afgenomen in week 5: (27.01.25 t/m 31.01.25)
Vandaag: kritisch kijken en luisteren
Je leest eerst de vraag, kijkt een gedeelte van het fragment en beantwoordt de vraag (de timer loopt).

Slide 50 - Slide

Kijken en luisteren nakijken
Je kijkt jezelf na aan de hand van het antwoordenblad.

Slide 51 - Slide

Kijken en luisteren toets
Hoe ging de KLT?

Slide 52 - Slide

Klaar?
Je oefent met het oefenblad 6 voor werkwoordspelling.

--> Je kijkt voor de theorie van werkwoordspelling in de reader 'werkwoordspelling' via Teams/ bestanden/lesmateriaal/ 2. Spelling

Slide 53 - Slide