week 5; nierinsufficiëntie

Nierinsufficiëntie
1 / 37
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nierinsufficiëntie

Slide 1 - Slide

Hoe zitten jullie erbij ?

Slide 2 - Slide

Deze les
11 uur; korte terugblik vorige les
11.05 uur; Wat weten jullie al van nierinsufficiëntie ?
11.10 uur; opdracht anatomie urinewegen + nabespreken
11.25 uur; theorie nierinsufficiëntie
11.40 uur; opdracht casus + nabespreken
11.55 uur; evaluatie en volgende week
12 uur; einde van de les

Slide 3 - Slide

Lesdoelen


  • Je beschrijft de anatomie en functie van de urinewegen + nieren. 
  • Je benoemt de oorzaken van nierinsufficiëntie. 
  • Je legt uit wat het verschil is tussen acute en chronische nierinsufficiëntie. 
  • Je legt aan de hand van een casus uit welke zorg belangrijk is bij een cliënt met nierinsufficiëntie.
  • Je herkent de symptomen van nierinsufficiëntie en legt uit welke wijzen op complicaties.
  • Je reflecteert op de lesdoelen en beoordeelt of je ze hebt behaald. 
  • Je benoemt welke onderwerpen je nog verder moet oefenen.

B1-K1-W1 Onderkent de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied

Slide 4 - Slide

Waar ging het vorige week ook al weer over ?

Slide 5 - Slide

Nierinsufficiëntie betekent
A
Nierontsteking
B
Nierfalen
C
Nierbekkenontsteking
D
Nier obstructie

Slide 6 - Quiz

Voorkennis
Wat weet je al over nierinsufficiëntie ?



Praktijkervaring ?

Slide 7 - Slide

Opdracht anatomie urinewegen en nieren
  • Vul de juiste termen in bij de tekening van de urinewegen en de nier
  • Beantwoord de vraag; wat zijn de verschillen tussen man en vrouw?



Kies je eigen niveau;
  1. je vult de termen zelf in bij de tekening zonder hulp
  2. je zet de termen op de juiste plaats in de tekening 
  3. Ben je snel klaar, en wil je extra uitdaging; benoem dan ook de latijnse termen !
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide




                                                                                                    glomeruli
Hoeveel hebben we er denken jullie ?

Slide 10 - Slide

Latijnse termen
Blaas - Vesica urinaria
Urineleider - Ureter
Nieren - Renes
Plasbuis - Urethra


Nierslagader - Arteria renalis
Nierbekken - pyelum
Nierschors  - Cortex renalis
Urineleider - Ureter
Niermerg - Medulla renalis

Slide 11 - Slide

Wat doen de nieren ?
A
afvalstoffen verwijderen, vochtbalans bijhouden
B
urine produceren
C
afvalstoffen verwijderen, vochtbalans bijhouden, zouten en mineralen in balans houden, hormonen maken
D
zouten en mineralen in balans houden, hormonen maken

Slide 12 - Quiz

Wat doen de nieren ?
  1. Afvalstoffen verwijderen : De nieren halen afval uit het bloed en maken urine (zoals ureum en creatinine)
  2. Vochtbalans regelen : Ze zorgen ervoor dat je niet te veel of te weinig vocht in je lichaam hebt.
  3. Zout en mineralen in balans houden: De nieren zorgen voor de juiste hoeveelheid zout, kalium en andere stoffen in je bloed.
  4. Hormonen aanmaken: Ze maken stoffen die helpen bij de bloeddruk, behoud van de botten en de aanmaak van rode bloedcellen. 

Slide 13 - Slide

Hormonen
  • Erytropoëtine (EPO): Stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen
  • Renine: Reguleert de bloeddruk

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Vitamine D
  • Vitamine D moet door de nieren actief worden gemaakt voordat je lichaam het kan gebruiken. 
  • Zonder deze hulp van de nieren kan je lichaam minder goed calcium opnemen, wat belangrijk is voor sterke botten en tanden.
  •  Als de nieren niet goed werken, kun je dus problemen krijgen met je botten.

Slide 16 - Slide

Hoe werken de nieren
Filtratie (filteren):
De nieren filteren bloed in de nierfilters (glomeruli). Hierbij worden afvalstoffen, overtollig water en zouten uit het bloed gehaald en vormen samen de voorurine.

Reabsorptie (terugopname) :
In de nierkanaaltjes (tubuli) halen de nieren nuttige stoffen zoals water, glucose en zouten uit de voorurine terug naar het bloed. Dit zorgt ervoor dat je niet te veel belangrijke stoffen verliest.

Secretie (uitscheiden):
De nieren voegen actief afvalstoffen toe aan de voorurine in de nierkanaaltjes. Dit helpt om het bloed schoon te houden.

Excretie (afvoer):
De nieren voeren de uiteindelijke urine, met afvalstoffen en overtollig vocht, af naar de blaas via de urineleiders. Dit is de laatste stap in het verwijderen van afval uit het lichaam.







Slide 17 - Slide

Nierinsufficiëntie
=Nierfalen

Nierinsufficiëntie betekent dat de nieren niet goed functioneren. 
Afhankelijk van de oorzaak en snelheid van achteruitgang onderscheiden we twee vormen: acuut en chronisch.

Slide 18 - Slide

Acute nierinsufficiëntie
Plotselinge achteruitgang van de nierfunctie, meestal binnen uren tot dagen.

Oorzaken:
  • Verminderde bloedtoevoer: Door uitdroging, lage bloeddruk of een hartprobleem.
  • Beschadiging van de nier zelf: Door infecties, vergiftiging (zoals zware metalen), of medicatie (zoals NSAID’s).
  • Blokkade in de urinewegen: Door nierstenen, een vergrote prostaat, of een tumor.

Slide 19 - Slide

Symptomen acuut nierfalen
  • Minder plassen of helemaal niet meer plassen.
  • Zwellingen in benen, enkels of gezicht.
  • Misselijkheid, vermoeidheid, en soms verwardheid.

Slide 20 - Slide

Behandeling
Afhankelijk van de oorzaak;

  • Infuus bij uitdroging.
  • Medicijnen om bloeddruk te verhogen of te verlagen.
  • Operatie om een blokkade te verwijderen.

Slide 21 - Slide

Niervervangende therapie
Dialyse
  • Hemodialyse
  • Peritoneaaldialyse


Slide 22 - Slide

Transplantatie
Niertransplantatie
  • Levende donor
  • Overleden donor

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Kijktip !
Five days inside
Videoland
Seizoen 7 aflevering 3
Orgaandonatie (overleden en levende donor)/ transplantatie

Slide 25 - Slide

chronisch nierfalen kan veroorzaakt worden door
A
hoge bloeddruk
B
diabetes
C
allemaal
D
langdurig gebruik van NSAID

Slide 26 - Quiz

Chronische nierinsufficiëntie
Langzame, blijvende achteruitgang van de nierfunctie. De schade is vaak onomkeerbaar.

Oorzaken:
  • Hoge bloeddruk (hypertensie): Beschadigt de kleine bloedvaten in de nieren.
  • Diabetes: Hoge bloedsuikerspiegels beschadigen de nierfilters.
  • Langdurig medicatiegebruik: Zoals pijnstillers (NSAID’s).

Slide 27 - Slide

Symptomen chronisch nierfalen
  • Vermoeidheid en zwakte door bloedarmoede (door minder EPO).
  • Jeuk door ophoping van afvalstoffen (ureum).
  • Zwelling in benen en voeten door vochtophoping.
  • Minder eetlust en soms een metaalachtige smaak in de mond.

Slide 28 - Slide

Behandeling
  • Aanpassen van voeding (minder zout, eiwitarm dieet).
  • Medicatie om bloeddruk of bloedsuikers te reguleren.
  • Dialyse of niertransplantatie in ernstige gevallen.

Slide 29 - Slide

Gevolgen van nierinsufficiëntie
  • Ophoping van afvalstoffen: Dit kan leiden tot vermoeidheid, misselijkheid, en zelfs levensgevaarlijke complicaties.
  • Vochtophoping: Verhoogt de bloeddruk en kan leiden tot zwelling en kortademigheid.
  • Verstoorde mineraalbalans: Dit kan hartritmestoornissen of botontkalking veroorzaken.
  • Hormonale problemen: Minder EPO leidt tot bloedarmoede, en minder actieve vitamine D veroorzaakt zwakke botten.

Slide 30 - Slide

Belangrijkste verschillen acuut en chronisch
  • Tijdsverloop:
Acuut nierfalen: Snel en plotseling.
Chronisch nierfalen: Geleidelijk en vaak onopgemerkt in het begin.
  • Omkeerbaarheid:
Acuut nierfalen kan met behandeling volledig herstellen.
Chronisch nierfalen is progressief en vaak onomkeerbaar.
  • Symptomen:
Acuut: Intenser en meer uitgesproken.
Chronisch: Vaak subtieler totdat de nierfunctie ernstig is aangetast.

Slide 31 - Slide

Aandachtspunten in de zorg
  • Signaleren van klachten:
Let op veranderingen in urine (kleur, geur, hoeveelheid).
  • Observeer zwellingen en symptomen zoals jeuk, vermoeidheid, en minder eetlust.
  • Ondersteuning bij voeding en vocht:
Volg de dieetadviezen op (bijvoorbeeld minder zout of vocht).
  • Motiveer cliënten om genoeg te drinken of juist minder als dat nodig is.
  • Medicatiebewaking:
Controleer of cliënten hun medicijnen goed innemen (bijv. bloeddrukverlagers).

Slide 32 - Slide

Casus: Meneer De Groot (63 jaar)
Meneer De Groot heeft al enkele jaren chronische nierfalen. Hij woont in een zorginstelling en heeft dialyseafspraken drie keer per week. Vandaag merk je tijdens je dienst dat hij zich niet lekker voelt. Hij klaagt over vermoeidheid, misselijkheid en zwelling in zijn enkels. Zijn huid is bleek en hij zweet meer dan normaal. Je besluit zijn vitale functies te meten.

Vitale functies:

Bloeddruk: 90/60 mmHg 
Pols: 115 
Temperatuur: 36,8°C 
Saturatie: 95% 
Urineproductie: 200 ml in de afgelopen 24 uur 

Hulp nodig ?; EWS kaartje (vitale functies
Extra uitdaging; beantwoord de extra vraag over medicatie
timer
10:00

Slide 33 - Slide

Theorie boeken
Malmberg, Take Care
Handboek Anatomie/fysiologie/pathologie
deel A en B
Urinewegen en aandoeningen urinewegstelsel

Slide 34 - Slide

Lesdoelen behaald ?
  • Je beschrijft de anatomie en functie van de urinewegen + nieren.
  • Je benoemt de oorzaken van nierinsufficiëntie.
  • Je legt uit wat het verschil is tussen acute en chronische nierinsufficiëntie.
  • Je legt aan de hand van een casus uit welke zorg belangrijk is bij een cliënt met nierinsufficiëntie.
  • Je herkent de symptomen van nierinsufficiëntie en legt uit welke wijzen op complicaties.
  • Je reflecteert op de lesdoelen en beoordeelt of je ze hebt behaald.
  • Je benoemt welke onderwerpen je nog verder moet oefenen.

Slide 35 - Slide

Volgende week
Aandoeningen maag-/darmstelsel
Welke ?

Doorlezen Malmberg, take care, handboek Anatomie/fysiologie/pathologie deel A en B, aandoeningen van het maag-/darmstelsel

Denk aan de theoretische toets eind deze periode !

Slide 36 - Slide

Dank voor jullie aandacht !

Slide 37 - Slide