Verdienen & Uitgeven (4e) H1. Inkomen verdienen

Verdienen & Uitgeven
1. Inkomen verdienen
  • toegevoegde waarde
  • productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
  • bruto binnenlands product (bbp) = bruto binnenlands inkomen
2. De economische kringloop
  • geldstromen tussen gezinnen, bedrijven, overheid, banken en buitenland
3. De structuur
  • groeifactoren en productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
4. Goede tijden, slechte tijden
  • hoogconjunctuur en laagconjunctuur (recessie of zelfs depressie)
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verdienen & Uitgeven
1. Inkomen verdienen
  • toegevoegde waarde
  • productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
  • bruto binnenlands product (bbp) = bruto binnenlands inkomen
2. De economische kringloop
  • geldstromen tussen gezinnen, bedrijven, overheid, banken en buitenland
3. De structuur
  • groeifactoren en productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
4. Goede tijden, slechte tijden
  • hoogconjunctuur en laagconjunctuur (recessie of zelfs depressie)

Slide 1 - Slide

Week 14 (vanaf 4 april) 
Hoofdstuk 1. Inkomen verdienen
  • instructie (toegevoegde waarde en productiefactoren)
  • filmpje (bedrijfskolom en toegevoegde waarde)
  • meerkeuze vragen (zelftesten)
  • in de les (schrift): 1.1 - 1.3
  • thuis (digitaal): 1.4
  • leerdoelen GPL (komen later)

Slide 2 - Slide

Toegevoegde waarde





toegevoegde waarde = omzet - inkoopwaarde (van de omzet) = productie = inkomen bedrijf

Slide 3 - Slide

Bedrijfskolom
Een bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven waarin de opeenvolgende productiestadia worden doorlopen van oerproduct tot eindproduct.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Productiefactoren

Slide 6 - Slide

Productiefactoren & Inkomen

Slide 7 - Slide

Primair inkomen
Primair inkomen (loon, pacht, huur, rente en winst)
+ Sociale uitkeringen en toeslagen (huur, zorg en kinderopvang)
- Belastingen en sociale premies (progressief)
= Secondair inkomen = netto besteedbaar inkomen

Primaire inkomens (loon, pacht, huur, rente en winst) dragen bij aan de productie, overdrachtsinkomens (sociale uitkeringen en toeslagen) niet!

Slide 8 - Slide

Primair inkomen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Een onderneming heeft een toegevoegde waarde van € 3.800.000. De ingekochte goederen en diensten bedragen € 1.100.000. Aan lonen is € 800.000 betaald. De omzet van de onderneming is:
A
€ 4.100.000
B
€ 4.600.000
C
€ 4.900.000
D
€ 5.700.000

Slide 11 - Quiz

Welke productiefactoren onderscheiden we?
A
arbeid, ondernemerschap en machines
B
arbeid, machines, ondernemerschap en natuur
C
arbeid, kapitaalgoederen, ondernemerschap en natuur
D
arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap

Slide 12 - Quiz

Wat is de vergoeding voor de productiefactor natuur?
A
pacht
B
loon
C
rente
D
winst

Slide 13 - Quiz

Aan welk inkomen zijn de productiefactoren gelijk?
A
primair inkomen
B
overdrachtsinkomen
C
secondair inkomen
D
besteedbaar inkomen

Slide 14 - Quiz

GPL Hoofdstuk 1. Inkomen verdienen (code )

Slide 15 - Slide

Maakwerk



  • in de les (schrift): 1.1 - 1.3
  • thuis (digitaal): 1.4

Slide 16 - Slide

Dagopening
Opschudding kan erg goed zijn voor de dynamiek van de klas.

Slide 17 - Slide

Is het moeilijk om voor jezelf op te komen tegen docenten? Waarom wel of niet?
ja
nee
bij sommigen wel en anderen niet

Slide 18 - Poll

Week 14 (vanaf 4 april) 
Hoofdstuk 1. Inkomen verdienen
  • instructie (bbp, reëel inkomen, welvaart en loonquote)
  • filmpje (bbp volgens het cbs)
  • meerkeuze vragen (zelftesten)
  • in de les (schrift): 1.6 - 1.8, 1.11 - 1.13, 1.16, 1.17 en 1.19 
  • thuis (digitaal): 1.5, 1.9, 1.10, 1.14, 1.15, 1.18, 1.20 en 1.21
  • leerdoelen GPL (komen later)

Slide 19 - Slide

Toegevoegde waarde (bedrijven)

Slide 20 - Slide

Toegevoegde waarde (overheid)

Slide 21 - Slide

Bruto Binnenlands Product (BBP)
BBP is de productie van alle commerciële en
niet-commerciële bedrijven bij
elkaar opgesteld
=
Bruto Binnenlands Inkomen (BBI)



Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

BBP objectief en subjectief
                                via de productie                                                via het inkomen
                           (objectieve methode)                                  (subjectieve methode)

Slide 24 - Slide

BBP berekenen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

BBP per inwoner (wereld)

Slide 28 - Slide

BBP per inwoner (Europa)

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Reëel inkomen

Slide 31 - Slide

Welvaart (maatstaven)
1. BBP per inwoner, nadelen:
  • zegt niets over verdeling
  • neemt vrijwilligerswerk en huishoudelijk werk niet mee
  • neemt zwart werk niet mee
2. Groene BBP
  • gaat uit van BBP
  • neemt natuur, milieu en duurzaamheid ook mee
3. Human Development Index (HDI)
  • gaat uit van het BBP
  • neemt volksgezondheid (m.n. levensverwachting) en niveau van scholing ook mee

Slide 32 - Slide

Welvaart en welzijn

Slide 33 - Slide

Categoriale inkomensverdeling

  • LoonQuote (LQ) = loon / binnenlands inkomen x 100%
  • ArbeidsInkomensQuote (AIQ) = (loon + toegekend loon zelfstandigen) / binnenlands inkomen x 100%
  • OverigeInkomensQuote (OIQ) = 100% - AIQ

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Hoe definiëren we de toegevoegde waarde van een minister?
A
0
B
zijn/haar uren
C
zijn/haar loon
D
zijn/haar productie

Slide 36 - Quiz

Twee uitspraken:
I. Als de misdaad stijgt en er komt meer politie, stijgt het BBP.
II. Als de gezondheid achteruitgaat omdat mensen teveel eten, stijgt de welvaart.
A
uitspraak I is juist, en uitspraak II is onjuist
B
beide uitspraken zijn juist
C
uitspraak I is onjuist, en uitspraak II is juist
D
beide uitspraken zijn onjuist

Slide 37 - Quiz

Welke productie tellen we niet tot het BBP?, maar verhoogt wel de welvaart.
A
bejaardenzorg door verplegers
B
productie van varkensvlees
C
bijles geven voor € 30 per uur
D
vrijwilligerswerk in een asielzoekerscentrum

Slide 38 - Quiz

Alle bedrijven in een land hebben een omzet van € 200 miljard en een inkoopwaarde van € 110 miljard. Het BBI gaat uitsluitend op aan arbeid en ondernemerschap. De arbeidsinkomensquote is 75%. Wat is de winst van dit land?
A
€ 22,5 miljard
B
€ 30 miljard
C
€ 50 miljard
D
€ 57,5 miljard

Slide 39 - Quiz

De toegevoegde waarde van een bedrijf is € 2,5 miljoen waarvan 80% aan loon en de rest winst. Vervolgens stijgen de lonen met 3% terwijl de toegevoegde waarde met 6% toeneemt. De winst als percentage van de productie...
A
stijgt hierdoor naar 34,91%.
B
daalt hierdoor naar 34,91%.
C
stijgt hierdoor naar 22,26%.
D
daalt hierdoor naar 22,26%.

Slide 40 - Quiz

GPL Hoofdstuk 1. Inkomen verdienen (code )

Slide 41 - Slide

Maakwerk



  • in de les (schrift): 1.6 - 1.8, 1.11 - 1.13, 1.16, 1.17 en 1.19
  • thuis (digitaal): 1.5, 1.9, 1.10, 1.14, 1.15, 1.18, 1.20 en 1.21

Slide 42 - Slide

Opgave 1.17
a. Bereken de toegevoegde waarde van de meubelzaak.
  • omzet - inkoop = 520.000 - (200.000 + 22.000) = 298.000
  • of loon + pacht + rente + huur + winst = 180.000 + 30.000 + 25.000 + 63.000 = 298.000
b. Bereken hoeveel % van de toegevoegde waarde de productiefactor arbeid is.
  • (180.000 / 298.000) x 100% = 60,4%
c. Bereken hoeveel % van de toegevoegde waarde de overige productiefactoren zijn. 
  • (118.000 / 298.000) x 100% = 39,6%
  • of 100% - arbeid% = 100% - 60,4% = 39,6%
d. Zijn de post op de resultatenrekening stroom of voorraad grootheden?
  • stroomgrootheden, want ze worden geregistreerd over een periode.

Slide 43 - Slide

Actualiteit
De oplossing moet uit Frankfurt komen      6 april 2022
  1. Situatieschets
  2. Feiten (geen fake news!)
  3. Beweringen (vanuit de schrijver)
  4. Wat is het probleem?
  5. Gevolgen (van het probleem)
  6. Oplossing (van het probleem)
  7. Neveneffecten (negatief)


Slide 44 - Slide

Actualiteit

8 april 2022
COLUMN FRANK KALSHOVEN

Hoe de omineuze lading van het inflatiecijfer wat te relativeren
  1. ik koop nooit diepvries
  2. ik heb een vast contract
  3. ik laat de auto staan en pak vaker de fiets
  4. ik kan rekenen

Slide 45 - Slide