Les 2.8 30 okt

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

 Today

• Information PWW 1

• Pronunciation vocabulary 2.4

• Work on homework exercises

• Explain grammar:

       - can & could

       - have got

Toets Engels PWW 1

A: Woordjes vertalen (N-E)

B: 10 vertaalzinnen

C: Leestekst
     (met terugzoekers!)

Hoe ziet de toets eruit?

Vocabulary

Page 175

Pronunciation vocabulary 2.4

Repeat the words

Please take

your notebook in

front of you

can & could

kan / kunnen   =   can

kan niet / kunnen niet  =  can't

can & could

Kan ik helpen?     >     Can I help?

Kunnen zij niet helpen?     >     Can't they help?

could

We zouden vanmiddag kunnen gaan zwemmen.  >
We could go swimming this afternoon.

Ik zou je dat geheim niet kunnen vertellen.  >

I couldn't tell you that secret.

zou kunnen   =   could

zou niet kunnen  =  couldn't

Have got

werkwoord 'hebben'

heb/hebben = have got

heeft = has got

heb/hebben niet = haven't got

heeft niet = hasn't got

Have got

werkwoord 'hebben'

Heeft hij een pen?    >   Has he got a pen?

Hebben jullie geen/niet een pen?  >   Haven't you got a pen?

Study: Vocabulary 2.4 (page 175)

Do: Exercise 3 - can & could (GB page 4)

Do: Exercise 29a & 40 (page 71 & 81-82)

Thursday the 31st of October