Ga na wat je al weet.
• Ik ken de vaste tekststructuren en kan ze herkennen in een tekst.
• Ik herken signaalwoorden en weet welke tekstverbanden erbij horen.
• Ik weet wat functiewoorden zijn.
• Ik kan de functie van tekstgedeeltes benoemen.
• Ik ken het verschil tussen een feit en een mening.
• Ik kan auteur, bron, informatie en argumentatie kritisch beoordelen.
Zijn er drie of meer punten onbekend voor je? Maak dan de Test jezelf in deze paragraaf.