Schrijven deel B H1 (1.1 memo 1.2, 1.3 instructie en 1.4 formulier)

Schrijven hoofdstuk 1
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schrijven hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoel

Ik weet waar ik op moet letten bij het schrijven van korte teksten. 

Slide 3 - Slide

In de beroepspraktijk ga je allerlei teksten schrijven, zoals e-mails, memo's en instructies. Het is daarom belangrijk om hier mee te oefenen. Zo word je vaardig in schrijven.


Slide 4 - Slide

Korte teksten schrijven
Wanneer schrijf je een korte tekst?


Slide 5 - Slide

Tekst
* Informatie moet duidelijk en volledig zijn. 
                                     (5w+h-vragen
wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoe) 
* Kort en krachtig  
* Gebruik een opvallende titel of slogan.

Slide 6 - Slide

Schrijf jij nog wel eens met een pen?
A
ja
B
nee
C
heeeeel soms
D
een pen?

Slide 7 - Quiz

Wat is een memo?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Memo
Kort briefje met feitelijke info.
Gebruik je vaak na een telefoontje.
Logische volgorde.

Slide 10 - Slide

Goede memo 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

welke vragen moeten in een volledige memo beantwoord worden?

Slide 13 - Open question

Duidelijke memo? 



Duidelijke memo? 

Slide 14 - Slide


Duidelijke memo? ja of nee. Leg uit
Dag Ahmed,
Een klant heeft gebeld over het verzetten van zijn afspraak. Kun jij hem terugbellen?
Noah

Slide 15 - Open question

Duidelijke memo? 



Duidelijke memo? 
wie 
wat 
waar
wanneer
waarom

hoe? 

Slide 16 - Slide

Memo
Mensen bekijken je memo vaak  snel

Je moet dus met je tekst en je lay-out direct de hoofdzaken duidelijk maken.

Slide 17 - Slide

Een memo is
A
lang, feitelijk en volledig
B
vooral feitelijk, de lengte maakt niet uit
C
feitelijk, beknopt en volledig

Slide 18 - Quiz

1.3 Instructie
* Duidelijke titel ( het onderwerp) 
 * Uitleg in stappen; begin met werkwoord
* Beschrijf eventueel bij een stap het resultaat
* Gebruik nummers of dots en daarnaast signaalwoorden 
* Gebruik afbeeldingen

Slide 19 - Slide

Geef één of meer voorbeelden van signaalwoorden uit een instructie

Slide 20 - Open question

In een instructie staan vaak werkwoorden en signaalwoorden
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Zelfstandig aan de slag in tweetallen

Maak in tweetallen opdracht 3 uit boek blz. 85: werkinstructie.
Wat: werkinstructie 
Voor wie: een nieuwe student (zonder kennis)
Tijd: deze les
Klaar: lever je uitwerking in via opdracht in Teams/bespreken in 
               de les

Slide 24 - Slide

Schrijven 1.4
Formulier
Doel:
- Je vult een formulier in

Slide 25 - Slide

Formulieren
Hoe ziet het eruit?
Wat is het doel?
Hoe herken je een formulier?
Wat is een goed formulier?
Wat kan er misgaan?

Slide 26 - Slide

Waarvoor gebruik je een formulier?

Slide 27 - Mind map

Formulier
  • * =  verplicht invullen
  • Schrijf duidelijk (blokletters)
  • Wees kort en duidelijk 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

H1 Schrijven
1.1 Memo              opdracht 1 + 2 
                                  klassikaal          
1.3 Instructie       opdracht 3              
1.4 Formulier       opdracht 2        

Slide 30 - Slide

Denk aan:
stapsgewijs
gebruik signaalwoorden of nummering
gebruik werkwoorden
gebruik afbeeldingen
verplichte en niet verplichte velden
taalgebruik passend bij doelgroep
beschrijf het resultaat (per stap en/of totaal)

Slide 31 - Slide

Wat weet je nog van de vorige les ?

Slide 32 - Slide