H3.4 Moleculaire stoffen mengen

H3.4 Moleculaire stoffen mengen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H3.4 Moleculaire stoffen mengen

Slide 1 - Slide

Herhaling: Polair, Apolair en Ionbinding
Het verschil in elektronegativiteit (ΔEN) bepaalt het soort binding (BiNaS 40A)

ΔEN
Soort binding
Voorbeeld
< 0,4
Apolair
C-H, C-S, C=S
0,4-1,7
Polair
C-F, H-Cl, C-O, C=O
> 1,7
Ion
Na+ Cl-

Slide 2 - Slide

Polair en apolair

Slide 3 - Slide

Herhaling: Polair, Apolair en Ionbinding
Een stof zonder polaire bindingen is een apolaire stof


Als een molecuul een netto dipool heeft dan is het een polaire stof
Een stof met polaire bindingen maar met een netto dipool van nul is ook een apolaire stof (CO2 = Liniair molecuul)


Slide 4 - Slide

Apolaire moleculen
Soms kunnen polaire bindingen in een molecuul elkaar precies tegenwerken
Er is dan netto geen dipool en het molecuul is apolair
Voorbeeld: CO2 
δ
δ
2δ+
0

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
Je kunt met behulp van de bouw van moleculen en de bindingen tussen moleculen op microniveau voorspellen hoe stoffen zich bij het mengen (macroniveau) gedragen.

Slide 6 - Slide

Oplosbaarheid
  • Polaire stoffen lossen goed op in andere polaire stoffen

  • Apolaire stoffen lossen goed op in andere apolaire stoffen


  • Polaire stoffen lossen slecht op in apolaire stoffen (en andersom)



Slide 7 - Slide

H2O = Polair
Water is de belangrijkste polaire stof

Polaire stoffen lossen dus goed op in water
Deze worden hydrofiel genoemd

Stoffen die niet oplossen in water heten hydrofoob 
Bijv. wasbenzine



Slide 8 - Slide

Hydrofiel en Hydrofoob
Methanol
Wanneer een stof in staat is om waterstofbruggen te vormen lost hij beter op in water
---O-H
---N-H
Polaire stof

Slide 9 - Slide

Hydrofiel en Hydrofoob
Aceton
Lost wel op in water, kan geen
waterstofbruggen vormen.
C=O-groep
Waterstofbrug ontvangende groep (meedoen met een H-brug)
Lost ook goed op in wasbenzine

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Extraheren
Bij een extractie lost een deel op in het oplosmiddel (extractiemiddel) en een ander deel lost niet.

Bij extraheren wordt dus gebruik gemaakt 
van het verschil in oplosbaarheid.

Slide 13 - Slide

Extraheren
De blauwe kleurstof lost beter op in de 
bovenste laag. De onderste laag kan worden
afgetapt.
Iedere keer stelt zich een (dynamisch) 
evenwicht in. Het is dus niet mogelijk 
om alle blauwe kleurstof uit de 
onderste laag te verwijderen.


Slide 14 - Slide

Dynamisch evenwicht
Er gaat constant I2 van water naar wasbenzine en andersom. Dat is ook zo wanneer er zich een evenwicht heeft ingesteld: en dynamisch evenwicht

Slide 15 - Slide

Dynamisch evenwicht
Per tijdseenheid gaan er net zoveel moleculen van laag A naar laag B, als van laag B naar laag A.

Het aantal moleculen dat per seconde van de ene naar de andere vloeistoflaag verhuist is afhankelijk van de concentratie.

Slide 16 - Slide

Verdelingsevenwicht
Wanneer het dynamisch evenwicht is bereikt zal de concentratie jood in het water én de concentratie jood in wasbenzine niet meer veranderen!
Het verdelingsevenwicht is bereikt (het is een dynamisch evenwicht maar het jood is verdeeld over de 2 vloeistoffen)

Slide 17 - Slide

Je kan nu
  • uitleggen waarom de stof jood beter in een wasbenzinelaag oplost dan in een waterlaag;
  • aan de hand van het polair of apolair zijn van moleculen bepalen of stoffen met deze moleculen wel of niet goed oplossen in een hydrofiel of hydrofoob oplosmiddel;
  • uitleggen wat er gebeurt als een stof zich kan verdelen over meerdere oplosmiddelen.

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Leer HS3.4 (blz. 86-88)
Maak de vragen 33 t/m 39 (blz. 89-90)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 19 - Slide