Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
2.5 Een bloedig spoor
Slide 1 - Slide
Wat is metamorfose?
Slide 2 - Open question
Hoe noemen we de cyclus die elk organisme tijdens zijn leven doorloopt?
Slide 3 - Open question
Wat zien we in een levenscyclus?
Slide 4 - Open question
Hoe maak je een goede grafiek?
Slide 5 - Open question
leerdoelen paragraaf 2.5
Aan het einde van de paragraaf kan jij: - Je formuleert een goede onderzoeksvraag en deelvragen bij gestelde problemen, aan de hand van criteria
Slide 6 - Slide
onderzoeksvraag opstellen
met een goede onderzoeksvraag heb je bijna altijd een goed onderzoek met een juiste conclusie.
Voordat je een onderzoeksvraag gaat opstellen moet je eerst de oriëntatie hebben afgerond, en moet de probleemstelling duidelijk zijn.
Slide 7 - Slide
criteria
Een goede onderzoeksvraag moet aan 5 criteria voldoen:
1. De vraag moet open gesteld zijn. (dus geen ja of nee vraag)
2. In de vraag staan de oorzaak en het gevolg dat je meet
3. De vraag is geen opzoekvraag
4. De onderzoeksvraag leidt tot 1 experiment
5. Het onderwerp is meetbaar en niet dubbelzinnig
Slide 8 - Slide
Nu 1 voor 1 uitgelegd
1. De vraag moeten open gesteld zijn, dus geen ja of nee vraag.
Een openvraag kun je maken door te beginnen met een vraagwoord: Wie, wat, waar, hoeveel, hoe, waarom, wanneer. Door de vraag open te stellen krijg je een exact antwoord.
Voorbeeld:
Wat is de invloed van een ontbijt op het gemiddelde cijfer van een brugklasser?
Slide 9 - Slide
Nu 1 voor 1
2. In de vraag staan de oorzaak en het gevolg dat je gaan meten
Bij een experiment is er altijd een oorzaak, dat is hetgeen dat de onderzoeker veranderd, of waar hij de invloed van wilt weten. Vervolgens meet de onderzoeker het gevolg, het effect van die verandering.
Voorbeeld
Wat is de invloed van de buitentempratuur op het aantal bezoekers van het buitenzwembad?
Wat is de oorzaak, en wat is het gevolg?
Slide 10 - Slide
nu 1 voor 1
3. De vraag is geen opzoekvraag.
Kan je het antwoord van je vraag makkelijk op het internet vinden? Dan is het geen goede vraag voor een onderzoek. "hoeveel magen heeft een koe?"
voorbeeld
Welke grassoort verteerd een koe het snelst?
Bij deze vraag kan je een leuk experiment verzinnen.
Slide 11 - Slide
nu 1 voor 1
4. Een onderzoeksvraag leidt tot 1 experiment.
Om de vraag te beantwoorden hoef je maar 1 experiment te doen.
Ga je onderzoeken of mensen sneller rennen door bepaalde muziek of sportdrank? Dan onderzoek je twee dingen. Dit is dus geen goede onderzoeksvraag.
voorbeeld
Met welke genre muziek rent iemand het snelst?
Slide 12 - Slide
nu 1 voor 1
5. Het onderwerp is meetbaar en niet dubbelzinnig.
Welke brokjes vind mijn kat lekkerder? Dit klinkt als een goede vraag, maar is het niet. Hoe weten wij namelijk of de kat iets lekkerder vind?
Wel zou je kunnen meten hoeveel een kat van een bepaald soort voer eet. Zet dit dan in je vraag.
voorbeeld
Wat is de invloed van de kleur van kattenbrokjes op de hoeveelheid die een kat ervan eet?
Slide 13 - Slide
Nu oefenen
Je weet nu wat de 5 criteria zijn. Nu gaan we oefenen.
We gaan een onderzoek doen naar de hoeveelheid ijsjes die iemand eet bij verschillende temperaturen.
Bedenk is een goede onderzoeksvraag bij dit experiment.
Slide 14 - Slide
Nu oefenen
Meneer Heijster vraagt zich af Wat de beste manier is om een tompouce te eten.
Bedenk een onderzoeksvraag bij dit experiment .
Slide 15 - Slide
Nu oefenen
Meneer Bakker doet een onderzoek naar de invloed van zonlicht op planten. Hier moet Meneer Bakker nog een goede onderzoeksvraag voor hebben.
Bedenk een goede onderzoeksvraag voor Meneer Bakker.
Slide 16 - Slide
Deelvragen
Bij een groot onderzoek gebruik je naast de hoofdvraag ook deelvragen.
Deelvragen gebruik je om een groot onderzoek uit te voeren.
je hebt bij elke deelvraag een ander experimenten.
Met de antwoorden van je deelvragen kan je de hoofdvraag beantwoorden.
Slide 17 - Slide
Deelvragen voorbeeld
Kijk op bladzijde 51 van je tekstboek.
Slide 18 - Slide
leerdoelen paragraaf 2.5
Aan het einde van de paragraaf kan jij: - Je formuleert een goede onderzoeksvraag en deelvragen bij gestelde problemen, aan de hand van criteria