This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
De grote BIO Ecologie Quiz
Slide 1 - Slide
Was is een voorbeeld van een biotische factor?
A
Lucht
B
Voedsel
C
Neerslag
D
Wind
Slide 2 - Quiz
Wat is een algemene omschrijving van biotische factoren?
A
Levende factoren
B
Levenloze factoren
Slide 3 - Quiz
Geef een voorbeeld van een a-biotische factor. Dus geen algemene omschrijving.
Slide 4 - Open question
Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Verschillende dieren in een gebied
C
Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
D
Alles wat in een bepaald gebied is
Slide 5 - Quiz
Onder welke groep valt een plant?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent
Slide 6 - Quiz
Zet op volgorde van klein naar groot
Individu
Populatie
Levens-
gemeenschap
Ecosysteem
Slide 7 - Drag question
Onder welke groep valt een konijn?
A
Consument
B
Producent
C
Reducent
Slide 8 - Quiz
Onder welke groep vallen afval-eters?
A
Consumenten
B
Producenten
C
Reducent
Slide 9 - Quiz
Wat is een voedselweb?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens
Slide 10 - Quiz
Onder welke groep vallen schimmels?
A
Producenten
B
Reducenten
C
Consumenten
Slide 11 - Quiz
Maak een voedselketen en gebruik daarin de volgende organismen: lieveheersbeestje, bladluis, merel, lijsterbes, vos.
Slide 12 - Open question
Wat is van invloed op een populatiegrootte?
A
hoeveelheid voedsel
B
natuurlijke vijanden
C
ziekte verwekkers
D
A, B en C
Slide 13 - Quiz
Stoffen in de natuur worden steeds opnieuw gebruikt. Welke organismen zorgen hiervoor?
Slide 14 - Open question
Waarom hebben de bladeren van een cactus de vorm van een stekel?
A
Zodat de plant minder vocht verdampt
B
Tegen koude nachten in de woestijn
Slide 15 - Quiz
Welke hoort er niet bij?
A
Teengangers
B
Topgangers
C
Voetgangers
D
Zoolgangers
Slide 16 - Quiz
Een struisvogel valt onder de groep
A
Loopvogels
B
Steltlopers
C
Roofvogels
D
Zangvogels
Slide 17 - Quiz
Een vink heeft een
A
pincetsnavel
B
priemsnavel
C
zeefsnavel
D
kegelsnavel
Slide 18 - Quiz
Waneer bloeien schaduwplanten meestal?
A
Voorjaar
B
Zomer
C
Najaar
D
Winter
Slide 19 - Quiz
Een plant in een droog gebied heeft vaak
A
Een groot wortelstelsel
B
Een klein wortelstelsel
Slide 20 - Quiz
Door welke groep van organismen wordt voedsel voor alle andere organismen geproduceerd?
A
door mensen
B
door dieren
C
door planten
Slide 21 - Quiz
Je ziet 2 zebra's. Is een zebra een hoefganger of een teenganger? is hij aangepast op een harde of drassige (zachte) ondergrond?
A
hoefganger, harde ondergrond
B
hoefganger, drassige ondergrond
C
teenganger, harde ondergrond
D
teenganger, drassige ondergrond
Slide 22 - Quiz
Sommige planten hebben luchtkanalen in hun stengels. Welke planten zijn dit?
A
cactussen
B
landplanten met grote, dunne bladeren
C
landplanten met kleine, dikke bladeren
D
waterplanten
Slide 23 - Quiz
Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
kraakt noten en harde zaden
B
prikt bodemdiertjes uit de grond
C
verscheurt een prooi
D
zeeft kleine plantjes uit het water
Slide 24 - Quiz
In een grasland komen muizen en velduilen voor. Enkele zomers is het al erg droog. Er is steeds minder gras. Komen er meer of minder kerkuilen voor of blijft het aantal gelijk?
A
meer kerkuilen
B
minder kerkuilen
C
blijft gelijk
Slide 25 - Quiz
Leg uit hoe het komt dat dieren ervoor kunnen zorgen dat er meer koolstofdioxide in de lucht komt.