Indicator is een stof waarmee de aanwezige van een andere
stof aangetoond kan worden
Helder Kalkwater
Tekst
Troebel
Slide 5 - Slide
Verbranding in een lichaamscel:
In welke afbeelding zie je verbrandingsproducten?
Verbrandingsproduct
Verbrandingsproduct
Slide 6 - Drag question
Bij ademhalen
Welk gas zit meer in ingeademde lucht dan uitgeademde lucht?
welk gas zit meer in uitgeademde lucht dan in ingeademde lucht?
Slide 7 - Slide
Welke vormen van energie komt er bij verbranding vrij?
A
CO2, licht & warmte
B
H₂O, CO₂ & energie
C
licht, warmte & beweging
D
licht, CO₂ & beweging
Slide 8 - Quiz
Bij verbranding ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Vuur
Slide 9 - Quiz
De ribademhaling begint met
A
samentrekken tussenribspieren
B
samentrekken middenrif
C
luchtdruk daling in de longen
D
vergroting van de longen
Slide 10 - Quiz
Welke gassen vormen samen 99% van de lucht?
A
edelgassen en stikstof
B
edelgassen en zuurstof
C
stikstof en zuurstof
D
edelgassen, stikstof en zuurstof
Slide 11 - Quiz
wat is géén brandstof?
A
elektriciteit
B
hagelslag
C
steenkool
D
kaarsvet
Slide 12 - Quiz
Meer waterdamp in ingeademde lucht of in uitgeademde lucht?
A
ingeademde lucht
B
uitgeademde lucht
Slide 13 - Quiz
Is de temperatuur hoger bij ingeademde of uitgeademde lucht?
A
ingeademde lucht
B
uitgeademde lucht
Slide 14 - Quiz
In mitochondriën
Glucose en Zuurstof nodig: verbranding
Slide 15 - Slide
Brandstoffen in het lichaam
In het lichaam kunnen koolhydraten, vetten en eiwitten gebruikt worden als brandstoffen.
Slide 16 - Slide
Energiebehoefte
De hoeveelheid die een lichaam nodig heeft. Kan afhangen van een groot aantal factoren:
leeftijd
lichaamsgrootte
inspanning
geslacht
Slide 17 - Slide
Hoe wordt dit gedeelte van het ademhalingsstelsel genoemd?
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Luchtpijp
D
Strottenhoofd
Slide 18 - Quiz
In het voorjaar heb je meer last van hooikoorts dan in de winter
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
Wat is de functie van..
het ademhalingsstelsel
A
zuurstof opnemen in je bloed en koolstofdioxide uitscheiden
B
o.a. voedingsstoffen en zuurstof vervoeren
C
samenwerking van de organen
D
verwijderen van afvalstoffen
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste volgorde van het ademhalingsstelsel?
A
mondholte, strottenhoofd, bronchiën
B
keelholte, luchtpijp, bronchiën en longblaasjes
C
neusholte, luchtpijp, longblaasjes
D
neus- en mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en longblaasjes
Slide 21 - Quiz
Uit onderzoek blijkt dat 11 % van de jongeren roken.
1 In een vierde klas zitten dertig leerlingen.
Hoeveel jongeren uit deze klas zullen er naar verwachting roken?
A 3 jongens
B 9 jongens
C 15 jongens
D 24 jongens
Slide 22 - Slide
1 B (1p) 9 % van 30 leerlingen
30 / 100 = 0.3
0,3 x 9 = 2.7 afgerond 3.
Slide 23 - Slide
Wat is geen overheidsmaatregel tegen roken?
A
Docenten moeten buiten de school roken.
B
Sigaretten zijn heel duur.
C
Nare foto's en teksten op pakjes sigaretten.
D
Leerlingen van klas 1 en 2 mogen niet van het schoolplein af om te roken.
Slide 24 - Quiz
Wat is passief roken?
A
Niet over de longen roken
B
Als je af en toe een trekje van je vriend/vriendin neemt
C
Als niet-roker in dezelfde ruimte zijn en de rooklucht inademen
D
Roken, maar niet je eigen sigaretten halen.
Slide 25 - Quiz
Is dit een weefsel? (Longblaasjes)
A
Ja!
B
Nee!
Slide 26 - Quiz
Bij hooikoorts ben je allergisch voor...
A
Pollen/stuifmeelkorrels
B
Zaadjes van een plant
C
Bloemen
D
Bladeren
Slide 27 - Quiz
Door welke stof in rook worden de longen van rokers zwart?
A
tabak
B
nicotine
C
smog
D
teer
Slide 28 - Quiz
Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt is...
A
Zuurstofarm en koolstofdioxide rijk
B
Zuurstofrijk en koolstofdioxide arm
C
Zuurstofarm en koolstofdioxide arm
D
Zuurstofrijk en koolstofdioxide rijk
Slide 29 - Quiz
Nog een paar Havo vragen..
tussentijdse prijsuitreiking tl/kader?
Slide 30 - Slide
Aan het begin van een inademing is de druk in de longen......dan de druk in de buitenlucht
A
hoger
B
gelijk
C
lager
Slide 31 - Quiz
Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden. Rudolf antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’ Sander antwoordt: ‘Doordat een longblaasje een klein oppervlak heeft.’ Tijmen antwoordt: ‘Doordat alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben.’ Wie heeft/ of hebben gelijk?
A
Rudolf en Sander
B
Sander en Tijmen
C
Rudolf en Tijmen
D
geen van allen
Slide 32 - Quiz
Je ziet hier heel duidelijk de bladgroenkorrels van een plant. Wat gebeurt er in deze bladgroenkorrels?
A
Hierin wordt het zonlicht opgevangen en krijgt de plant voedsel.
B
Hierin vindt fotosynthese plaats.
C
Hiermee ademt de plant.
D
Het is een stofje dat zorgt voor de mooie groene kleur van blad.
Slide 33 - Quiz
Tussen welke aanhechtingsplaatsen bevindt zich een tussenribspier die bij een samentrekking een UITademing veroorzaakt?
A
Tussen P en Q.
B
Tussen P en R.
C
Tussen S en Q.
D
Tussen S en R.
Slide 34 - Quiz
Wat is smog?
A
luchtvervuiling met fijnstof
B
lucht met weinig zuurstof
C
een benauwdheidsaanval
D
bloedpropje in de longhaarvaten
Slide 35 - Quiz
Bij het pantoffeldiertje (1-cellige) vindt gaswisseling plaats via het celmembraan.