This lesson contains 26 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Voor:
1. produceren
2. verkopen
Voorraden ontstaan op een punt waar aanvoer en afname van producten en diensten niet met elkaar overeenstemmen.
1. Naar plaats in de goederenstroom gerekend vanaf de bron tot de gebruiker.
2. Naar de functie in het bedrijfsproces waarvoor ze worden aangehouden.
3. Naar de fysieke en economische voorraad
a. Grondstoffen = nog geen bewerking
b. Halffabricaten =nog verdere bewerking nodig
c. Pijplijnvoorraden = transportvoorraden = goederen die onderweg zijn
d. Hulpstoffen = materialen die worden gebruikt bij de productie
e. Eindproducten = kant en klaar, bestemd voor de verkoop
f. Retourgoederen = na verkoop terug naar de leverancier
a. Veiligheidsvoorraden = ijzeren voorraad = minimaal aanwezig
b. Anticipatievoorraden = seizoensvoorraden = voor bepaalde drukte zoals Valentijn of schaatsen
c. Speculatievoorraden = omdat men een prijsstijging verwacht, zoals brandstofopslag
d. Strategische voorraden = belangrijke producten zoals chips computers
e. Restantpartijen = incourante voorraden = overblijvers die je niet volgens het normale patroon verkoopt zoals zomerkleding
a. fysieke voorraad = technische voorraad = de voorraad die werkelijk in het magazijn ligt
b. economische voorraad = de technische voorraad + lopende inkooporders - lopende verkooporders
Economische voorraad uitrekenen:
Technische (fysieke) voorraad = 300 flessen
+ lopende inkooporders (bestelde) = 80 flessen
- lopende verkooporders (gereserveerde) = 120 flessen
Economische voorraad = 260 flessen (voorraad waar je prijsrisico over loopt)
Economische voorraad uitrekenen:
Technische (fysieke) voorraad = 1200 printers
+ lopende inkooporders (bestelde) = 400 printers
- lopende verkooporders (gereserveerde) = 600 printers
Economische voorraad = ..... printers
Administratieve voorraad = 512 flessen
- technische voorraad (na balansen) = 499 flessen
derving (voorraad verschil)= 13 flessen
Boek: FD B1
4.05 t/m 4.07
Die hoeveelheid waarbij per
periode de som van de bestelkosten en de
voorraadkosten minimaal is.
Dit kan op 3 manieren:
1. formule van Camp
2. m.b.v. een tabel
3. grafisch bepalen = m.b.v. een grafiek
2 x V x B
C
Q = optimale bestelhoeveelheid
V = afzet op jaarbasis (aantal verwachtte verkopen)
B = bestelkosten per bestelling (in euro's)
C = voorraadkosten per eenheid (in euro's)
Aflezen bij welke bestelgrootte de bestelkosten + opslagkosten minimaal zijn = optimale bestelgrootte
Opslagkosten = tabel F
Bestelkosten = tabel C
Totale kosten = tabel G
A = snijpunt
B = laagste kosten
Q = optimale bestelhoeveelheid
Boek: FD B1
Hoofdstuk: 4
Opdracht: 4.08 t/m 4.13