Theorie kapitel 1: 1.1 - 1.4

Verben: Präsens und Präteritum
haben sein werden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verben: Präsens und Präteritum
haben sein werden

Slide 1 - Slide

haben prät.:
wir _______ gegessen
A
haben
B
habten
C
hatten

Slide 2 - Quiz

werden tt
ihr _______ zur Schule gehen
A
wird
B
werdet
C
werd

Slide 3 - Quiz

sein vt
was ______ das denn?
A
was
B
war
C
wart

Slide 4 - Quiz

werden vt
mein Vater _______ das für uns machen

Slide 5 - Open question

sein vt
_____ ihr immer noch nicht in Deutschland gewesen

Slide 6 - Open question

haben (tt)
du _____ wirklich schöne augen

Slide 7 - Open question

haben (vt)
______ sie schon gesungen?

Slide 8 - Open question

Die Fragewörter
die Fragewörter und das Fragewort "wer"

Slide 9 - Slide

de vertaling van wie is in het Duits
A
wanneer
B
hoe
C
wie

Slide 10 - Quiz

de vertaling van hoe
A
wer
B
wie
C
was

Slide 11 - Quiz

de vertaling van waarheen
A
wo
B
wohin
C
woher

Slide 12 - Quiz

de vertaling van waarvandaan
A
woher
B
wohin
C
wo

Slide 13 - Quiz

Het woord "wer"
kan in de verschillende naamvallen voorkomen

Slide 14 - Slide

Belangrijk:
wie als onderwerp: wie loopt daar
wie als lijdend voorwerp: wie heb je daar gezien
wie als meewerkend voorwerp: aan wie heb je dat gegeven

Slide 15 - Slide

wie als onderwerp
wie loopt daar: WER lauft dort
Dus: is WIE onderwerp in de zin dan ....

Slide 16 - Slide

Wie als lijdend voorwerp
Wie heb je daar gezien:
wat is het onderwerp in de zin?
Wat is nu de vertaling van "wie" 

Slide 17 - Slide

wie als meewerkend voorwerp
aan wie heb je dat gegeven?
Wat is het ond?
hoe wordt wie vertaald

Slide 18 - Slide

vul in:
(wie) hast du das gefragt?

Slide 19 - Open question

wie zou dat weten?

Slide 20 - Open question

voor wie heb je dat gemaakt?

Slide 21 - Open question

mit_____ hast du sie gesehen?

Slide 22 - Open question

____ habt ihr dafür gefragt

Slide 23 - Open question

reguliere werkwoorden in de tt
bekijk de theorie
welke regels kun je ontdekken (gebruik woorden als stam/uitgang)

Slide 24 - Slide