De invloed van media kies 2 thema 6 les 4

• Burgerschap
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 6

De invloed van media kies 2 thema 6 les 4

Leerdoelen

Aan het eind van deze les:

• Kun je nepnieuws herkennen
• weet je hoe je kunt beoordelen of iets betrouwbaar is

Wat is propaganda?

1. Het beïnvloeden van mensen door maar één kant van een verhaal te vertellen.
2. Gebruikmaken van objectieve massamedia.
3. Het kritisch omgaan met informatie die je ontvangt.
4. De pogingen van politieke partijen om zo veel mogelijk kiezers voor zich te winnen.

Wat is censuur?

1. Een manier om mensen te overtuigen.
2. Het verbod om bepaalde informatie of meningen te verspreiden.
3. Het recht om informatie te verspreiden via media.

is er persvrijheid binnen een dictatuur. (dat een journalist alles mag zeggen op tv of op radio?

1. ja
2. nee

Wat is nieuwsmedia?

1. berichten over gebeurtenissen in de wereld.
2. de groep mensen die het medium probeert te bereiken.
3. waar de informatie vandaan komt
4. is bedoeld om mensen te overtuigen

Persvrijheid is het recht van de nieuwsmedia om alles te schrijven/uit te zenden wat ze willen.

1. Dat is niet waar
2. Dat is waar

Hoe herken je nepnieuws?

1. Controleer de bron; de informatie kan van een onbetrouwbare website komen.
2. Controleer de schrijver/auteur; is de schrijver een betrouwbaar journalist? als de schrijver geen echt persoon lijkt is dat een slecht teken.
3. Lees verder dan de kop; een schokkende kopt trekt de aandacht maar is wat er gebeurd is echt zo schokkend?
4. Is dit een grap; soms worden artikelen geschreven voor de grap

kritische vragen

Je kunt kritische vragen stellen bij het informatie bijvoorbeeld:

1. Wat wil de bron bereiken met deze informatie?
2. Is de informatie volledig?
3. Klopt de informatie?

Wat is nepnieuws?

1. censuur
2. iemand die verslag doet van gebeurtenissen
3. Het recht om informatie te verspreiden.
4. nieuws dat (deels) niet waar is

Hoe kun je een journalist omschrijven?

1. middelen om informatie over te brengen
2. iemand die verslag doet van gebeurtenissen
3. het uitwisselen van informatie

Maken

Opdracht 1 tot en met 3 vanaf blz. 215