'Meer dan lezen' § 3



Welkom v1a!


Pak je spullen:
  • je leesboek
  • lesboek + schrift
  • pen of potlood

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson



Welkom v1a!


Pak je spullen:
  • je leesboek
  • lesboek + schrift
  • pen of potlood

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Begrijpend lezen
De komende weken werken we aan § 3 en 4 van 'Meer dan lezen'

Je gaat leren:
- tekstdoelen bepalen
- wat kernzinnen zijn 
- en hoe je deze herkent in een tekst

Slide 3 - Slide

Deze les
Aan het einde van deze les:
  
1. Ken je de tekstdoelen
amuseren-activeren-overtuigen-informeren-instructies geven
2. En weet je welk tekstdoel een tekst kan hebben:
3. Ken je het verschil tussen tekstdoel en tekstsoort
4. Ben je in staat zelf het tekstdoel en de tekstsoort van enkele teksten te bepalen

Slide 4 - Slide

Even denken..
We hebben het al eerder gehad over begrijpend lezen, 
leesstrategieën, onderwerp en hoofdgedachte.

Wat weet je hier nog van? 
Schrijf dit voor jezelf op. 

  • nu bespreek je dit met je buur. Wat is jullie conclusie? 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Tekstdoelen =
  • Wat wil de schrijver bereiken?

Tekstsoorten =
  • Met wat voor soort tekst wil hij dit bereiken?


Slide 7 - Slide

Tekstdoelen
We leren vijf verschillende tekstdoelen.
  • amuseren
  • informeren
  • instrueren
  • overtuigen
  • activeren
Wat betekenen deze woorden?

Slide 8 - Slide

Een schrijver heeft altijd een bedoeling met een tekst. 
Is het de bedoeling dat je moet lachen? Of wil hij informatie overbrengen? 

Je kunt het tekstdoel bepalen als je weet wat het belangrijkste is wat de schrijver met de tekst wil bereiken.

Slide 9 - Slide

Amuseren
De schrijver wil de lezer vermaken met zijn tekst.
Hij doet dit met amuserende teksten

Slide 10 - Slide

Informeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt.
Er zijn verschillende informatieve tekstsoorten om de lezer te informeren:

Slide 11 - Slide

Instrueren
  • De schrijver zegt hoe je iets moet doen
  • Hij gebruik hiervoor instructieve tekstsoorten



Slide 12 - Slide

Overtuigen
  • De schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening.
  • Hij gebruikt hiervoor 
overtuigende teksten.

Slide 13 - Slide

Activeren
  • De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen
  • Hij gebruikt hiervoor activerende teksten

Slide 14 - Slide

Alles op een rij:

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 3 op p. 24-25.
Hoe? Lees de opdracht en noteer de antwoorden in je schrift.
Tijd? 10 minuten.
Klaar? Ga verder met opdracht 4.



Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 1.2 op p. 25-26.
Hoe? Lees de opdracht en markeer.
Tijd? 10 minuten.
Klaar? Ga verder met opdracht 2 en 3 (let op: zie volgende pagina's).



Slide 17 - Slide

Even terugblikken
1. Je kent nu de tekstdoelen
-> welke heb je geleerd? 
2. Je weet welk tekstdoel een tekst kan hebben.
3. Je kent het verschil tussen tekstdoel en tekstsoort
4. Je kunt zelf het tekstdoel en de tekstsoort van enkele teksten bepalen. 
Kun je voorbeelden noemen van een aantal verschillende teksten?

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Meer dan lezen H3 H4

Slide 20 - Slide

'Meer dan lezen' § 3

Slide 21 - Slide