Herhaling spelling havo 3

Herhaling spelling



havo 3





1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling spelling



havo 3





Slide 1 - Slide

lesonderdelen van vandaag
1.Apostrof
2. Weglatingsteken
3. Koppelteken
4. Meervoud zn
5. Hoofdletters
6. Tussenletters in samenstellingen
7. Alle of allen
8. Trema

Slide 2 - Slide

Apostrof ( ')



1. Als je letters weg laat. ' s nachts  's winters

2. Om verkeerde uitspraken te voorkomen.
     ezelsbruggetje: ik hou van ijs, na deze letters altijd apostrof.

3. Op plaatsen van een weggelaten bezit.

4. In afleidingen van ('er) van letter- en cijferwoorden.

5. Verkleinwoorden op -Y.


Slide 3 - Slide

s Avonds is het donker
A
s' Avonds
B
's Avonds
C
'S avonds
D
S'avonds

Slide 4 - Quiz

Weet jij waar Max etui ligt?
A
Maxs
B
maxs
C
Max'
D
Max's

Slide 5 - Quiz

Weglatingsteken
Wel: als er een deel van het woord is weggelaten.
invoer en uitvoer = in - en uitvoer

Waarom is dit fout?
grote kinderen en kleine kinderen = grote - en kleine kinderen.

Slide 6 - Slide

oude mensen en jonge mensen
A
oude- en jonge mensen
B
oude en jonge mensen
C
oude en jonge-
D
oude en- jonge mensen

Slide 7 - Quiz

kattenvoer en hondenvoer
A
katten en hondenvoer
B
katten en -hondenvoer
C
-voer en hondenvoer
D
katten- en hondenvoer

Slide 8 - Quiz

verkennend lezen en nauwkeurig lezen
A
verkennend- en nauwkeurig lezen
B
verkennend en -nauwkeurig lezen
C
verkennend en nauwkeurig lezen
D
verkennend- en nauwkeurig-lezen

Slide 9 - Quiz

Koppelteken


1. In samenstellingen met: ex, niet, non, oud, kandidaat, adjunct, assistent

2. In samenstellingen met letter, cijfer, teken.

3. In samengestelde aardijkskundige namen.
    waarvaan eerste lid, oost, noord, zuid, west,
    nieuw, midden.  *west-europa.


Slide 10 - Slide

koppelteken


4. Opeenvolging van klinkers die leesverwarring veroorzaken.


5. Vaste uitdrukkingen



Slide 11 - Slide

elite universiteit
A
elite'universiteit
B
elite-universiteit

Slide 12 - Quiz

ski instructeur
A
ski-instructeur
B
ski instructeur

Slide 13 - Quiz


Meervoud zelfstandignaamwoorden apostrof
Lastig leesbare woorden wanneer je -s achter zet. Plaats dan een apostrof.
collega's.

Woorden die eindigen op een heldere lange a,i,o,u.
*dramas . De a kan je hier als een korte a lezen. Daarom plaatsen we een apostrof drama's.




Slide 14 - Slide

-s eraan vast.
uitzonderingen
-e ,
é,
ee,
eau,
ieu,
ui.   

Slide 15 - Slide

meervoud op -en



Als het woord eindigt op -ee. trofee- trofeeën.

Als de klemtoon op de -ie valt. fobie-fobieën
Bij democratie, olie, kolonie dan?

Woorden die eindigen op een f krijgen in het meervoud een v.
staaf/ staven..

-s krijgt in het meervoud een -z. kaas/kazen.

Slide 16 - Slide


ik-  it-  -es  -et -el



Slot medeklinker wordt NIET verdubbeld.



perzik- perziken
dreumes- dreumesen



Slide 17 - Slide


as- is- os- us



Slotmedeklinker wordt WEL verdubbeld.


nijdas- nijdassen

krokus-krokussen.

Slide 18 - Slide

pygmee
A
pygmees
B
pygmeën
C
pygmeeën

Slide 19 - Quiz

havik
A
haviks
B
haviken
C
havikken

Slide 20 - Quiz

fantasie
A
fantasies
B
fantasiën
C
fantasieën

Slide 21 - Quiz

pols
A
polsen
B
polzen

Slide 22 - Quiz

Hoofdletters


1. Eerst woord van een zin.
   Bij apostrof? Bij een cijfer?

2. Namen. uitzondering namen van: dagen/maanden/
    windstreken/jaargetijden.
   
     Namen van volkeren. Nederlanders.

3. Afkortingen van instellingen, bedrijven,
    politieke partijen.

Slide 23 - Slide

(.....) hebben het eerste uur gemist.
A
36 leerlingen
B
'36 Leerlingen
C
36' leerlingen
D
36 Leerlingen

Slide 24 - Quiz

Jij woont toch in de (.....) in (.......)
A
Rozenstraat, leiden
B
Rozenstraat, Leiden
C
rozenstraat, leiden
D
rozenstraat, Leiden

Slide 25 - Quiz

In (.....) is het meestal heerlijk weer
A
zuid-frankrijk
B
zuid-Frankrijk
C
Zuid-frankrijk
D
Zuid-Frankrijk

Slide 26 - Quiz

Tussenletters in samenstellingen.


-n
Wel: Als het eerste deel een zn is.
        kattenbak, bejaardenflat.

Geen: Als eerste deel zn is en meervoud op -s heeft.
            groentesoep.

1. Enige in zijn soort.
2. Eerste deel van de samenstelling heeft geen meervoud
3. Eerste deel van de samenstelling een werkwoord is.


Slide 27 - Slide

tussenklank -s-
tussenklank -s- wordt geschreven in samenstellingen waarin deze wordt gehoord.
*stationsplein      station-s-plein.
*personeel vereniging?
*volk straat?


Slide 28 - Slide

stoel+dans
A
stoelendans
B
stoeledans

Slide 29 - Quiz

zon+wijzer
A
zonnenwijzer
B
zonnewijzer

Slide 30 - Quiz

reus+rad
A
reuzerad
B
reuzenrad

Slide 31 - Quiz

tarwe+brood
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 32 - Quiz

alle of allen


Achter woorden als: alle, sommige, enkele, enige wordt -n gevoegd als ze zelfstandig gebruikt zijn en personen aanduiden.
                                                                                                                          

uitzondering: als het zn erachter staat.
sommige meisjes.
beide jongens.


Slide 33 - Slide

geen -n
Dus geen - n als het niet naar mensen verwijst.
*Sommige worden omgezaagd
*Sommigen hadden hun huiswerk gemaakt.
*Enkelen haalden het diploma niet.

Bijvoeglijk gebruikt. (tip plaats mooie ervoor)
vele vriendinnen. sommige tassen.


Slide 34 - Slide

Let hier op



Als het woord betrekking heeft op personen die al eerder in dezelfde zin genoemd zijn kun je -e schrijven. Maar de zin moet wel kloppen.

*De leerlingen waren boos en sommige (leerlingen) zelfs teleurgesteld.

*Het is altijd wat met die leerlingen, zeiden de docenten, die er allen genoeg van hadden.

Slide 35 - Slide

Je kunt er geen docenten achter zetten, daarom moet het hier wel met een -n geschreven worden.
Kijk maar:
Het is altijd wat met die leerlingen, zeiden de docenten,
die er allen docenten schoon genoeg van hadden.

Slide 36 - Slide

wij gingen met zijn (....) naar de bioscoop
A
alle
B
allen

Slide 37 - Quiz

(...) leerlingen leren nooit voor een s.o.
A
sommigen
B
sommige

Slide 38 - Quiz

Katten zijn leuk (....) vind ik vervelend
A
weinige
B
weinigen

Slide 39 - Quiz

Ik heb twee zussen. Ze zijn (...)erg goed in wiskunde
A
beide
B
beiden

Slide 40 - Quiz

Trema


wat is een trema?



Een trema wordt gebruikt om te voorkomen dat een woord waarin twee klinkers op elkaar volgen verkeerd gelezen wordt,

De trema wordt op de eerste klinker van de nieuwe lettergreep geplaatst.
ru-ine ruïne                        anders kan je het lezen als ruine.

Slide 41 - Slide

Woorden met ea,eo,io,ua kun je niet verkeerd lezen.
Het kan nooit als een klank gelezen worden.

*beogen, creatief, beamen, bioscoop.

Slide 42 - Slide

Tip: Leer deze twee regels uit je hoofd
1. Geen trema op de klinker na de i.
financieel,eieren.
2. Allen de e of i krijgen een trema.
*geautomatiseerd
*geoefend

Slide 43 - Slide

geind
A
gëind
B
geïnd

Slide 44 - Quiz

porien
A
porïen
B
poriën

Slide 45 - Quiz

Vragen of onduidelijkheden over:



1. Apostrof
2. Weglatingsteken
3. Koppelteken
4. meervoud zn.
5. Hoofdletters
6. Tussenletters in samenstellingen
7. Alle of allen
8. Trema


Slide 46 - Slide



Bedankt voor de aandacht.

succes met de verdere voorbereidingen!

Slide 47 - Slide