1F Friday January 15th

What are we going to do?

* Speaking assignment
* Explain grammar 4 & 5
* Check homework

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

What are we going to do?

* Speaking assignment
* Explain grammar 4 & 5
* Check homework

Slide 1 - Slide


Slide 2 - Slide

Present simple - wat weten we al?
Gebruiken bij
Gewoonten, feiten en vaste gebeurtenissen
Gebruiken
hele werkwoord
De shit-regel
Bij she, he & it = werkwoord + S
Werkwoorden mk + y
Verandert in -ies
Gekke werkwoorden
be + have

Slide 3 - Slide

Present simple - vragen  maken
In de zin
Wat doe je
Vorm van to be:
am , is, are
onderwerp + vorm draai je om
Can of could 
onderwerp + vorm draai je om
Vorm van have of ander werkwoord
Begin de zin met 
Do of Does (onderwerp) hoofdwerkwoord  

Slide 4 - Slide

Present simple - vragen maken
Mogelijkheid 1:
In de zin staat een vorm: to be 
* Dan draai je de eerste woorden om
Voorbeeld:
Dogs are braun
=
Are dogs braun?

Slide 5 - Slide

Present simple -vragen maken
Mogelijkheid 2
In de zin staat  can of could
Dan draai je de eerste woorden om:
Voorbeeld
You can / could tell me a story
Can / Could you tell me a story?

Let op: Can = als je iets kan (doen) ##  Could = beleefd iets vragen


Slide 6 - Slide

Present simple - vragen maken
Mogelijkheid 3
Geen vorm van to be of can / could in de zin?
Dan krijgt het werkwoord hulp van do / does
Do = I, you, we, they       Does = she , he & it
Voorbeeld:
He has a bike
Does he have a bike?

Slide 7 - Slide

Present simple - vragen  maken
In de zin
Wat doe je
Vorm van to be:
am , is, are
onderwerp + vorm draai je om
Can of could 
onderwerp + vorm draai je om
Vorm van have of ander werkwoord
Begin de zin met 
Do of Does (onderwerp) hoofdwerkwoord  

Slide 8 - Slide

Hoe maak je een vragende zin van...

He is a gamer
A
Does he be a gamer?
B
Is he a gamer?
C
Are he be a gamer?
D
Be he a gamer?

Slide 9 - Quiz

Hoe maak je de vragende zin van.....

You have a brother
A
Do you have a brother?
B
Does you have a brother?
C
Have you a brother?
D
Has you a brother?

Slide 10 - Quiz

Hoe maak je de vragende zin van.....

You could help me
A
Do you can help me?
B
Could you help me?

Slide 11 - Quiz

Hoe maak je de vragende zin van

He has a sister
A
Has he a sister?
B
Have he a sister?
C
Do he has a sister?
D
Does he have a sister?

Slide 12 - Quiz

Present simple - ontkennede zinnen 
In de zin
Wat doe je
Vorm van to be:
am , is, are
+ not  (of n't)

Can of could 
+ not  (of n't)
Vorm van have of ander werkwoord
In de zin zet je  
do not of Does not +  hoofdwerkwoord  

Slide 13 - Slide

Present simple - ontkennende zinnen
Mogelijkheid 1
In de zin staat een vorm van to be ( am , is , are)
I am 13 years old 
#
I am not 13 years old  of  I'm not 13 years old
Let op:
 she isn't  &   we aren't    <=>  she is not & we are not

Slide 14 - Slide

Present simple - ontkennend zinnen
Mogelijkheid 2
in de zin staat                      can
We can help you
#
We can not help you 
 of 
We can't help you

Slide 15 - Slide

Present simple - ontkennende zinnen
Mogelijkheid 3
in de zin staat    have  of     een ander werkwoord 
hulp van  * do  -  does  * 
We like pizza 
We do not like pizza    of   We don't like pizza
**
He does not like pizza  of He doesn't like pizza

Slide 16 - Slide

Present simple - ontkennende zinnen n
In de zin
Wat doe je
Vorm van to be:
am , is, are
+ not  (of n't)

Can of could 
+ not  (of n't)
Vorm van have of ander werkwoord
In de zin zet je  
do not of Does not +  hoofdwerkwoord  

Slide 17 - Slide

Wat wordt de ontkennende zin van:

He is a pilot.
A
He isn't a pilot
B
He doesn't be a pilot.
C
He not is a pilot.

Slide 18 - Quiz

Wat wordt de ontkennende zin van:

We have a dog.
A
We have not a dog.
B
We doesn't have a dog.
C
We do not have a dog.

Slide 19 - Quiz

Wat wordt de onkennende zin van:

You can write this.
A
You can not write this.
B
You doesn't write this.
C
You do not can write this

Slide 20 - Quiz

Let's make some exercises….


Vragende zinnen maken bij 30 en 31
Ontkennende zinnen maken bij 32, 33A ( het is 31B en niet 29C)

Slide 21 - Slide

Homework
You should have made:

1, 2, 3, 4A, 4B, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14
  17, 18, 19, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 

Check SteppingStones yourself!

Slide 22 - Slide