J28 Marketing les 3

1 / 48
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

In de groeifase van de productlevenscyclus is er sprake van:
A
lage kosten, stijgende afzet en stijgende winst
B
hoge kosten, stijgende afzet en stijgende winst
C
lage kosten, lage winst en stijgende afzet
D
hoge kosten, stijgende afzet en lage winst

Slide 4 - Quiz

symbolische producteigenschappen zijn niet tastbare eigenschappen zoals:
A
status, kwaliteit, service
B
service, kwaliteit, afmetingen
C
kwaliteit, kleur, afmetingen
D
afmetingen, kleur, technische details

Slide 5 - Quiz

diensten zijn niet-tastbare producten. Klopt dit?
A
nee
B
ja

Slide 6 - Quiz

goederen die een hoge bereidheid hebben om voor te winkelen met een medium productvoorkeur heten:
A
unsought goederen
B
convenience goederen
C
speciality goederen
D
shopping goederen

Slide 7 - Quiz

het assortiment van de Albert Heijn kan je het beste omschrijven als:
A
breed
B
diep
C
hoge consistentie
D
hoog

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Een van de kenmerken van passieve of geholpen merkenbekendheid is:
A
Merken die mensen noemen bij een bepaald product
B
Bepaald merk opnoemen en vragen aan de mensen of zij het kennen
C
Het merk dat de mensen als eerst roepen

Slide 28 - Quiz

Voorbeelden van technische functies van een verpakking zijn:
A
materiaal, kleur, service
B
kleur, service, volume
C
service, marketing, sales
D
volume, materiaal, gewicht

Slide 29 - Quiz

een pre-transactie service element is:
A
het geven van garantie
B
het geven van een productdemonstratie
C
het geven van ruilmogelijkheden
D
het repareren van een defect product

Slide 30 - Quiz

Hoe noem je het terughalen van producten naar de fabrikant in verband met geconstateerde gebreken.

A
product recall
B
cash return
C
return on product investment
D
total recall

Slide 31 - Quiz

Als een aanbieder zich voor een vastgestelde periode garant stelt voor gebreken met betrekking tot het aangeboden product heet dit:

A
service
B
after sales service
C
involvement
D
garantie

Slide 32 - Quiz

Onder toegevoegde waarde van een product en de manier waarop mensen tegen een merk aankijken wordt verstaan:

A
imago
B
branding
C
indentiteit
D
merkentrouw

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide