1.4 Leven van landbouw
1.4 Landbouwsamenleving
1 / 16
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 16 slides, with text slides.
Items in this lesson
1.4 Landbouwsamenleving
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Continuïteit versus verandering
Continuïteit: als iets niet of bijna niet verandert
Verandering: als iets anders wordt of verschilt met hoe het eerst was
Bijvoorbeeld: Het ontstaan van landbouw is een verandering of een revolutie
Slide 3 - Slide
Aan de slag
Maak vraag 1 en 2 van 1.4
Slide 4 - Slide
Planning
1. 5 minuten lezen + controle huiswerk
2. Nakijken huiswerk 1.4
3. Uitleg landbouwsamenleving
4. Aan de slag
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Aan de slag
Maak vraag 3, 4, 5 en 9 van 1.4
Slide 9 - Slide
Planning
1. Herhalen leerdoelen H1
2. Oefenvragen
3. Test jezelf in het werkboek
Slide 10 - Slide
De basis
1. 5 historische perioden
2. 5 types samenlevingen
3. Verschillen tussen de samenlevingen
Hoe ziet het so eruit?
Leer aan de hand van de leerdoelen
Slide 11 - Slide
Leerdoelen 1.2
1. In deze paragraaf leer je waarover scheppingsverhalen gaan.
2. In deze paragraaf leer je wat wetenschappers ontdekt hebben over de vroegste geschiedenis.
3. In deze paragraaf leer je hoe verschillen tussen mensen ontstonden.
Slide 12 - Slide
Leerdoelen 1.3
1. In deze paragraaf leer je hoe mensen eerst samenleefden.
2. In deze paragraaf leer je hoe we dingen weten over jager-verzamelaars.
3. In deze paragraaf leer je welke soorten samenlevingen we onderscheiden.
4. In deze paragraaf leer je hoe tekenaars het verleden in beeld brengen.
Jagers en verzamelaars!
Slide 13 - Slide
Leerdoelen 1.4
1. In deze paragraaf leer je hoe de landbouw ontstond.
2. In deze paragraaf leer je welke kenmerken de landbouwsamenleving had.
3. In deze paragraaf leer je hoe de landbouw werd verspreid en in Nederland kwam.
De landbouwsamenleving!
Slide 14 - Slide
Oefenvragen
1. Noem twee kenmerken van de landbouwsamenleving. (2 punten)
2. Lees de vier zinnen (A-D). Noteer de letters van de twee juiste zinnen. (2 punten)
Jager-verzamelaars:
A gebruikten materialen uit de natuur.
B hadden veel bezittingen.
C leefden in groepen van 20 tot 30 personen.
D woonden op een vaste plek.
3. Schrijf de definitie op van middel van bestaan (1 pt)
Slide 15 - Slide
4. Lees bron 1. Over welke twee middelen van bestaan gaat deze tekst? Leg dit uit met twee bronelementen. (2 punten)
Bron 1 - Uit een verhaal
‘Aya, Aya!’ Een harde stem klonk over de open plek en een bebaarde man stapte uit een grote tent. Het was de grootste tent van het dorp. ‘Aya!’ riep de man met de baard opnieuw. In de verte kwam een meisje aangerend. Haar rode krullen wapperden in de wind. ‘Aya, mijn dochter, ik heb een klusje voor je.’ Het roodharige meisje keek haar vader nieuwsgierig aan. ‘Ik wil dat je bessen gaat zoeken.’ ‘Weer bessen,’ zuchtte Aya teleurgesteld. ‘Ik dacht dat u me wilde vertellen dat ik eindelijk eens mee mag jagen.’ Haar vader begon bulderend te lachen. ‘Je mag niet mee jagen,’ zei hij tussen het lachen door. ‘Je bent nog maar dertien winters jong, en daarnaast horen meisjes helemaal niet te jagen. Jagen is voor mannen.’
Naar: Richard Zuiderveld en Aant-Jelle Soepboer, Vet oud! De Nederlandse geschiedenis voor jongeren in 25 verhalen (Uithoorn, 2013).
