Communicatie telefoongesprekken 25 januari

• Engels
• MBO
• Studiejaar 2

Communicatie

Herhaling vorige week

Paragraaf 20.1 + 20.2 + 20.3

Waar moet je voor zorgen bij een uitgaand telefoonesprek?

Welke onderdelen van een inkomend telefoongesprek weet jij nog?

Telefoonalfabet

Welke woord wordt voor de 'w' gebruikt?

1. Wendy
2. Willem
3. Wim
4. Walter

Welke woord wordt voor de 'x' gebruikt?

1. Xantippe
2. Xavier
3. X-ray
4. Xander

Welke woord wordt voor de 'd' gebruikt?

1. Dieter
2. David
3. Demi
4. Dirk

Welke woord wordt voor de 'j' gebruikt?

1. Jennifer
2. Jan
3. Jim
4. Jolanda

Welke woord wordt voor de 'c' gebruikt?

1. Carel
2. Cindy
3. Cornelis
4. Cobus

Welke woord wordt voor de 'u' gebruikt?

1. Utrecht
2. Urk
3. Uden
4. Udo

Welke woord wordt voor de 'v' gebruikt?

1. Vanessa
2. Victor
3. Valencia
4. Vrijdag

Welke woord wordt voor de 'f' gebruikt?

1. Fontein
2. Fred
3. Frankrijk
4. Ferdinand

Welke woord wordt voor de 'a' gebruikt?

1. Anna
2. Albert
3. Aafke
4. Arie

Welke woord wordt voor de 'e' gebruikt?

1. Edwin
2. Erik
3. Eduard
4. Eline