Present Simple Vragen en Ontkenningen AR1F

Aan het eind van de les:

  • Weet je weer hoe het zit met de present simple (tegenwoordige tijd.) 
  • Vraagzinnen moeten maken met de present simple.

1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Aan het eind van de les:

  • Weet je weer hoe het zit met de present simple (tegenwoordige tijd.) 
  • Vraagzinnen moeten maken met de present simple.

Slide 1 - Slide

De present simple
  • De present simple is de tegenwoordige tijd.
  • Je maakt de present simple door het hele werkwoord te nemen: bijvoorbeeld het werkwoork To walk

Persoonsvorm
Werkwoord
Rest van de zin
I
walk
to school.
You 
walk 
to school.
We 
walk 
to school

Slide 2 - Slide

Vul in:
I _______ (to swim) every day.

Slide 3 - Open question

Vul in:
We _______ (to read) a book.

Slide 4 - Open question

De shit regel
  • Wat was de shit regel ook alweer?
  • Bij he, she en it komt er een S achter het werkwoord. 
  • He walks to school.
  • She reads a book. 

Slide 5 - Slide

Vul in:
She_____ (to walk) to school

Slide 6 - Open question

Vul in:
My dog _______ (to bark) at the postman

Slide 7 - Open question

Leerdoel vandaag
Je leert hoe je vragen moet maken in het Engels. 

Slide 8 - Slide

De regel:
Bij een Engelse vraagzin hoef je de volgorde niet te veranderen!
Bij I, you, we en they zet je het woord DO vooraan de zin en een vraagteken achter aan de zin. 
  • They make pancakes.
  • Do they make pancakes?
  • I watch a film.
  • Do I watch a film?

Slide 9 - Slide

Maak een vraagzin:
We see a dog.

Slide 10 - Open question

Maak een vraagzin:
You play football.

Slide 11 - Open question

Maak een vraagzin:
They have a question.

Slide 12 - Open question

Let op!
Bij He, She en It moet je Does voor aan de zin zetten en de S achter het werkwoord weghalen. 
  • He likes his shoes.
  • Does he like his shoes?

Slide 13 - Slide

De regel
  • De regel bij He, she en it: je zet Does voor aan de zin en haalt de s achter het werkwoord weg. 
  • She wears a dress.
  • Does she wear a dress?
  • Er staat 1 S in de zin en die staat aan het begin.

Slide 14 - Slide

Maak een vraagzin:
She knows the answer.

Slide 15 - Open question

Maak een vraagzin:
He reads a book.

Slide 16 - Open question

Maak een vraagzin:
Anne watches a film.

Slide 17 - Open question

Let op:
Als er een vorm van To be in de zin staat (am, are, is) of can of may, dan zet je die voor aan de zin. 
  • I am late for school. 
  • Am I late for school?
  • She is eating her breakfast.
  • Is she eating her breakfast?



Slide 18 - Slide

Maak een vragende zin
We are driving home.

Slide 19 - Open question

Maak een vragende zin:
He is late for the party.

Slide 20 - Open question

Maak een vragende zin:
I can do my homework.

Slide 21 - Open question

De regel:
Bij een Engelse vraagzin hoef je de volgorde niet te veranderen!
Bij I, you, we en they zet je het woord DO vooraan de zin.

  • They make pancakes.
  • Do they make pancakes?
  • I watch a film.
  • Do I watch a film?

Slide 22 - Slide

Maak een vraagzin:
We walk to school.

Slide 23 - Open question

Let op!
Bij He, She en It moet je Does voor aan de zin zetten en de S achter het werkwoord weghalen. 
  • He likes his shoes.
  • Does he like his shoes?

Slide 24 - Slide

Maak een vraagzin:
She walks to school.

Slide 25 - Open question

Let op:
Als er een vorm van To be in de zin staat (am, are, is) of can of may, dan zet je die voor aan de zin. 
  • I am late for school. 
  • Am I late for school?
  • She is eating her breakfast.
  • Is she eating her breakfast?



Slide 26 - Slide

Maak een vraagzin:
I am late for school.

Slide 27 - Open question

Ontkennende zinnen

Slide 28 - Slide

Lesdoel vandaag
Je kunt ontkennende zinnen 
maken met de present simple. 

Slide 29 - Slide

De regel
  • Om een ontkennende zin te maken moet je de woorden do not (don't) voor het werkwoord zetten
  • I go to school
  • I do not (don't) go to school. 
  • We dance a lot.
  • We don't dance a lot.

Slide 30 - Slide

Gewone zin

I like chocolate
Ontkennende zin

I like not chocolate
is fout!

I don't like chocolate

Slide 31 - Slide

Maak een ontkennende zin:
I know the answer.

Slide 32 - Open question

Maak een ontkennende zin:
You like this sweater.

Slide 33 - Open question

Maak een ontkennende zin:
They study English.

Slide 34 - Open question

Let op!
Natuurlijk hebben He, She en It iets anders.


Slide 35 - Slide

De regel
He, she en it krijgen geen don't maar doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 36 - Slide

Maak een ontkennende zin:
He talks to his mum.

Slide 37 - Open question

Maak een ontkennende zin:
Anna gives a present.

Slide 38 - Open question

Maak een ontkennende zin:
It rains every week.

Slide 39 - Open question

Let op!
  • Als er een vorm van To be in de zin staat: dan zet je alleen het woord not achter deze vorm van To Be. 
  • I am at home
  • I am not at home. 
  • She is walking home.
  • She is not walking home.

Slide 40 - Slide

Maak een ontkennende zin
We are watching TV.

Slide 41 - Open question

Maak een ontkennende zin:
He is driving his car.

Slide 42 - Open question

Ik snap hoe ik een zin vragend of ontkennend moet maken.
A
Ja, dat gaat zonder moeite.
B
Ja, maar ik wil dit nog wel een keer oefenen.
C
Nee, ik twijfel nog te veel.
D
Nee, ik snap er helemaal niets van.

Slide 43 - Quiz