This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Ongelijkheid in arme en rijke landen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
werktijd
Leren par 1 t/m 3.
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector
Slide 4 - Quiz
Welke sector zie je hiernaast?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Informele sector
Slide 5 - Quiz
Formele en informele sector
De formele sector = Het officiële deel van de economie. De activiteiten in de formele sector vind je terug in de statistieken van de overheid. Dit zijn de inkomsten uit de primaire, secundaire en tertiaire sector.
Deinformele sectorof scharreleconomie = Het niet-officiële deel van de economie, ook wel scharreleconomie genoemd. De activiteiten van deze sector komen meestal niet in de statistieken van de overheid terecht. Denk herbij aan een schoenpoetser of straatverkoper.
Slide 6 - Slide
Welk kenmerk hoort bij de formele sector?
A
Wisselende inkomsten
B
Geen belasting betalen
C
Telt mee voor het BBP
D
Geen uitkering bij ziekte
Slide 7 - Quiz
Welk kenmerk hoort bij de informele sector?
A
Telt mee voor het BBP
B
Geen uitkering bij ziekte
C
Vast inkomen
D
Belasting betalen
Slide 8 - Quiz
Kenmerken formele sector:
telt mee voor het BBP
belasting betalen
vast inkomen
wel uitkering bij ziekte
Kenmerken informele sector:
niets officieel genoteerd
geen belasting betalen
wisselende inkomsten
geen uitkering bij ziekte
Slide 9 - Slide
Schaalniveaus
Regionale ongelijkheid komt op verschillende schaalniveaus voor: wereld – land – gebied – plaats.
Slide 10 - Slide
Welk van de onderstaande antwoorden hoort niet bij welzijn?
A
BBP per hoofd
B
Levensverwachting
C
Alfabetisme
D
Gezondheidszorg
Slide 11 - Quiz
Wat voor soort ongelijkheid zie je hier?
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
Slide 12 - Quiz
Hoeveel geld je minimaal per dag nodig hebt om van te leven.
A
BBP/hoofd
B
Welvaart
C
Armoedegrens
D
Welzijn
Slide 13 - Quiz
Welvaart berekenen we o.a. met het bbp/hoofd. Wat is hier een nadeel van?