Lezen: Nieuwsbegrip week 03 Kloof tussen arm en rijk

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Lezen non fictie

Lezen non fictie

Hoog water

week 2 2024

Programma

1)  Voorkennis ophalen (wat weet je al?). 

2)  Inhoud van de tekst voorspellen.

3)  Video bekijken.

4)  Docent leest een deel van de tekst hardop denkend voor

     en lost onduidelijkheden op.

5)  Leerlingen lezen om de beurt een deel van de tekst hardop voor

     en lossen onduidelijkheden op.

6)  Terugkijken naar de doelen.

Doelen

1) Ik kan onduidelijkheden in de tekst oplossen door

    de betekenis van het woord te voorspellen

    en de betekenis te checken.

2) Ik kan de hoofdzaak van de tekst vertellen.

3) Ik kan respectvol samenwerken.

Schema woordraadstrategieën

Is het mogelijk om de betekenis van het onbekende woord af te leiden uit de afbeelding, de tekst of het woord? Voorspel de betekenis. Check zo nodig de betekenis. Kijk in het woordenboek. Klopt de voorspelling?

afbeel-ding	uitleg in de tekst	syno-niem	tegen-stelling	voor-beeld	woord	niet in de tekst	Klopt het?
							ja/nee

Schema woordraadstrategieën

Nieuws kan gaan over nare onderwerpen, zoals aardbevingen of oorlogen. Soms wil je niet kijken naar heftig nieuws, maar zie je het toch.

Kun je de betekenis van nare voorspellen?

afbeel-ding	uitleg in de tekst	syno-niem	tegen-stelling	voor-beeld	woord	niet in de tekst	Klopt het?
							ja/nee

Voorzitter zijn

Bij een aantal alinea's is de docent de voorzitter.

Bij een aantal alinea's is een leerling de voorzitter.

Taken van de voorzitter

1) Hij/zij zorgt ervoor dat de leerlingen de werkwijze volgen. 

2) Hij/zij geeft beurten. 

3) Hij/zij zorgt ervoor dat iedereen meedoet.

Doelen  1) Ik kan onduidelijkheden in de tekst oplossen door de betekenis van het woord te voorspellen en de betekenis te checken.

2) Ik kan de hoofdzaak vertellen. 3) Ik kan respectvol samenwerken.

Werkwijze 1) Lees allemaal de alinea in stilte.

2) Zet een streep onder onduidelijkheden, zoals onbekende woorden.

3) ...., lees de alinea hardop. Voorspel de betekenis van onbekende

    woorden.  

4) Check de betekenis en schrijf hem op.

5) Lees de tekst opnieuw in stilte.

Klaar 1) Leer de woorden. 2) Overhoor elkaar de woorden.

Vragen?

Heb je nog vragen?

Doelen

1) Ik kan onduidelijkheden in de tekst oplossen door

    de betekenis van het woord te voorspellen

    en de betekenis te checken.

2) Ik kan de hoofdzaak van de tekst vertellen.

3) Ik kan respectvol samenwerken.

Ik kan onduidelijkheden in de tekst oplossen door de betekenis van het woord te voorspellen
en de betekenis te checken.

1. Ja, ik kan het.
2. Ja, ik kan het een beetje.
3. Ik heb nog hulp nodig.

Ik vind het onderwerp interessant.

1. Ja
2. Een beetje
3. Nee

Programma

1)  Quiz woordenschat.

2)  Video opnieuw bekijken.

3)  Voorgelezen tekst meelezen.

4)  In groepjes de opdrachten maken.

5)  Terugkijken naar de doelen.

Doelen

1) Ik kan respectvol samenwerken.

2) Ik kan informatie geven over de kloof tussen arm en rijk.

Taken tijdens het samenwerken

Voorzitter  1) Hij/zij zorgt ervoor dat de leerlingen de werkwijze volgen. 

2) Hij/zij geeft beurten. 

3) Hij/zij zorgt ervoor dat iedereen meedoet.

Tijdbewaker  1) Let op de tijd. 

2) Zorgt er samen met de voorzitter voor dat er doorgewerkt wordt.

Sfeerbewaker  Zorgt ervoor dat er respectvol samengewerkt wordt.

Opzoeker Zoekt de woorden op in het digitale woordenboek.

Doelen 1) Ik kan respectvol samenwerken. 2) Ik kan informatie geven over de ultraloop.

Opdrachten maken​.  Maak opdracht ________________

1) De voorzitter zegt welke leerling een opgave mag lezen.

2) Alle leerlingen zoeken het antwoord in de tekst en zetten een haakje

    aan het begin en een haakje het eind van het antwoord. ( ) de haakjes

3) De leerling die aan de beurt is, geeft antwoord.​

4) De leerlingen bespreken het antwoord en schrijven hetzelfde op.

Hulp nodig? De docent loopt rondes.​ Tijd: ____ minuten.

Klaar? De informatie (zie doelen) aan elkaar vertellen (zonder papier).

Doelen

1) Ik kan respectvol samenwerken.

2) Ik kan uitleggen waarom Nederland kwetsbaar is voor overstromingen.

Ik kan uitleggen waarom Nederland kwetsbaar is voor overstromingen.

1. ja
2. een beetje
3. nee

We hebben prettig samengewerkt.

1. ja
2. nee

We hebben goed doorgewerkt.

1. ja
2. nee