EVE Klas 1 Leesvaardigheid herhalen voor toets

Terugblik
Huiswerk bespreken

timer
3:00
Schrijf de antwoorden in jouw schrift:
1. Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
2. Noem minimaal 3 tekstdoelen + tekstsoort 
3. Uit welke onderdelen bestaat een tekst?
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Terugblik
Huiswerk bespreken

timer
3:00
Schrijf de antwoorden in jouw schrift:
1. Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
2. Noem minimaal 3 tekstdoelen + tekstsoort 
3. Uit welke onderdelen bestaat een tekst?

Slide 1 - Slide

Terugblik
Huiswerk bespreken

timer
3:00
Schrijf de antwoorden in jouw schrift:
1. maar, aan de ene kant/ aan de andere kant, toch, echter, hoewel
2. *informeren - schoolboektekst, folder
    *instrueren - handleiding, recept
    *activeren - reclame, vacature
    *amuseren - gedicht, leesboek, stripverhaal
   *overtuigen - review, column 
3. Titel, inleiding, kern, slot, bron

Slide 2 - Slide

Lezen

Slide 3 - Slide

Check-in
In welke attractie zit jij vrijdag continu?

Slide 4 - Poll

Wat gaan we doen?
- Bespreken huiswerk
- Ophalen voorkennis; wat weet je al? 
- Uitleg en samen oefenen
- Aan de slag
- Evaluatie en vragen
- Huiswerk

Slide 5 - Slide

Aan het eind van de les
  • Weet je welke onderdelen van leesvaardigheid jij moet beheersen voor de toets
  • Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
  • Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren, enz.
  • Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen



Slide 6 - Slide

Gluren bij de buren
Nieuw Nederlands LWB + schrift blz. 

Bekijk jullie antwoorden op de vragen
- Welke antwoorden zijn niet hetzelfde?

Bespreek hoe het komt dat er verschillen zijn? 
Hebben jullie nog vragen/ onduidelijkheden die we in de klas moeten bespreken? 

Slide 7 - Slide

timer
1:00
Samenvatting van de tekst in 1 zin.
Een tekst kun je in logische stukken indelen. Een stuk dat bij elkaar hoort, heet een ...
Een beschrijving van 1 woord/ een paar woorden waar de tekst over gaat.
Het onderwerp van een alinea
Overtuigen, amuseren, informeren, instrueren en activeren
voorbeeld, tegenstelling, opsomming, oorzaak-gevolg
Hoofdgedachte
Alinea
Onderwerp
Deelonderwerp
Tekstdoelen
Tekstverband

Slide 8 - Drag question

En dan nu
Uitleg van de leerstof
Maak aantekeningen in jouw schrift

Slide 9 - Slide

Opbouw van een tekst
Titel (vaak al een hint richting het onderwerp)

Inleiding: onderwerp wordt genoemd, soms ook de hoofdgedachte
Kern: uitwerking van het onderwerp/ per deelonderwep
Slot: samenvatting, conclusie

Bron: vermelding waar de tekst vandaan komt



Slide 10 - Slide

Onderwerp van een tekst
Onderwerp=  waar de tekst over gaat.

Hoe vind je het onderwerp?
Vraag jezelf: Waar gaat de tekst over?
Je kunt het onderwerp van de tekst soms al raden door te kijken naar:
de titel, plaatjes en opvallende woorden



Slide 11 - Slide

Deelonderwerp en deeltitel
Deelonderwerp: het onderwerp van een alinea

Boven aan een tekst staat vaak een titel. Soms staan er midden in de tekst ook nog kleinere titels. Dit zijn 

Tussenkopje: Een deeltitel/tussenkopje staat boven één of meer alinea's.

Slide 12 - Slide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte = de belangrijkste zin over het onderwerp.
De hoofdgedachte vind je door de tekst precies/nauwkeurig te lezen. 

De hoofdgedachte is áltijd een (volledige) zin en vat samen waar de tekst over is gegaan.

Slide 13 - Slide

Hoofdgedachte
1. Zoek het onderwerp; Waar gaat deze tekst over?
2. Zoek hierna de hoofdgedachte: Wat wordt er over het onderwerp verteld?

Kijk in de inleiding (en in het slot)

Slide 14 - Slide

Alinea
Alinea: Een stukje tekst die bestaat uit een paar zinnen die bij elkaar horen.

Zo kun je een alinea herkennen:
  1. Nieuwe regel
  2. Witregel
  3. Inspringen



Slide 15 - Slide

De kernzin
De kernzin in een alinea kan je helpen om achter het deelonderwerp van een tekst te komen.

De kernzin is de belangrijkste zin uit de alinea en is vaak te vinden in de eerste of laatste zin van de alinea.

Slide 16 - Slide

Tekstdoelen
Elke schrijver wil iets met zijn tekst bereiken. Hij heeft een doel: het tekstdoel. De schrijver wil jou iets leren, laten doen, enz.

  1. informeren = informatie geven (schoolboektekst, nieuwsbericht)
  2. instrueren = uitleg geven (handleiding, recept)
  3. overtuigen = mening geven + jou overtuigen (review)
  4. activeren = in actie komen/ iets doen (reclame, vacature)
  5. amuseren = amusant/ leuk (leesboek, gedicht, stripverhaal)

Slide 17 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsomming = en, ook, verder, ten eerste, vervolgens
Ik hou van muziek en dansen
Voorbeeld = bijvoorbeeld, zo, zoals
Ik hou van gezond eten, bijvoorbeeld spinazie en boerenkool
Tegenstelling = maar, echter, hoewel
Niet warm, maar koud
Oorzaak - gevolg = als ... dan ... , daardoor, hierdoor, door
Ik heb mij verslapen, daardoor ben ik te laat

Slide 18 - Slide

Welke manieren kun je gebruiken om een alinea te verdelen?

Slide 19 - Open question

Noteer de 5 tekstdoelen

Slide 20 - Open question

Welk onderwerp hoort bij het deelonderwerp "balsporten"

Slide 21 - Open question

Welke 2 signaalwoorden (en 2 tekstverbanden) staan in deze zin:
Doordat Bram een zak chips, drie lolly's en een braadworst had gegeten, moest hij nu overgeven in de achtbaan.

Slide 22 - Open question

Uitslag
0 fout = alles begrepen!
1 en 2 fouten = bijna alles begrepen :)
3 en 4 fouten= nog extra oefenen

Slide 23 - Slide

Alles begrepen?
Wat? Maak zelfstandig een mindmap van alle onderdelen die je voor de toets moet leren: 
  1. opbouw van een tekst (alinea, titel, bron, tussenkopje, schrijver, enz.)
  2. (deel)onderwerp
  3. hoofdgedachte
  4. kernzin
  5. tekstdoelen + voorbeelden
  6. tekstverbanden (voorbeeld, opsomming, oorzaak-gevolg, tegenstelling)
Hoe? A3 papier + stiften/kleurpotloden/pen
Tijd? 40 minuten
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar?  Nieuwsbegrip week 21/ Fictiedossier afronden. Extra LWB blz. 244 en 245 puzzels maken


Slide 24 - Slide

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
Het onderwerp van een alinea
C
aspecten van het onderwerp

Slide 25 - Quiz

Om het onderwerp van een tekst te vinden, stel je de vraag:
A
Wat vindt de schrijver van de tekst?
B
Waar gaat deze tekst over?
C
Wat vind ik van de tekst?

Slide 26 - Quiz

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 27 - Quiz

Welke zin is meestal de kernzin van een alinea?
A
de eerste zin
B
de laatste zin
C
de eerste óf de laatste zin
D
het tussenkopje

Slide 28 - Quiz

Waar vind je meestal NIET de kernzin van een alinea?
A
In het midden van de alinea.
B
Aan het begin van de alinea.
C
Aan het eind van de alinea.

Slide 29 - Quiz

Als ik de tussenkopjes, de eerste en laatste alinea, de eerste en laatste zin van alle alinea's lees, dan zoek ik ... ?
A
De kernzin
B
Het deelonderwerp
C
Het onderwerp
D
De hoofdgedachte

Slide 30 - Quiz

Dit kan aangeven waar de tekst over gaat...maar kan ook nieuwsgierig maken
A
titel
B
kernzin
C
onderwerp
D
alinea

Slide 31 - Quiz

Aan de slag!
Wat? Maak een mindmap van alle onderdelen die je voor de toets moet leren: 
  1. opbouw van een tekst (alinea, titel, bron, tussenkopje, schrijver, enz.)
  2. (deel)onderwerp
  3. hoofdgedachte
  4. kernzin
  5. tekstdoelen + voorbeelden
  6. tekstverbanden (voorbeeld, opsomming, oorzaak-gevolg, tegenstelling)
Hoe? A3 papier + stiften/kleurpotloden/pen
Tijd? 30 minuten
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar?  Nieuwsbegrip week 21/ Fictiedossier afronden. Extra LWB blz. 244 en 245 puzzels maken


Slide 32 - Slide

Dat je vermaakt wordt
Dat je geïnformeerd wordt
Dat je weet hoe je iets moet doen
Dat je iets gaat doen
Dat je zijn mening overneemt
Amuseren
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Activeren

Slide 33 - Drag question

Deelonderwerp
Alinea
Onderwerp
Dit is waar de tekst over gaat.
Dit is waar een alinea over gaat.
Dit is een stukje tekst over een deelonderwerp.

Slide 34 - Drag question

Titel
Bronvermelding
Tussenkopje
Dit staat onderaan de tekst.
Dit staat bovenaan een alinea.
Dit staat bovenaan de tekst.

Slide 35 - Drag question

Tekstverband = toelichting/ voorbeeld
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 36 - Drag question

Aan het eind van de les
  • Weet je welke onderdelen van leesvaardigheid jij moet beheersen voor de toets
  • Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
  • Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren, enz.
  • Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen en kun je hierop reflecteren



Slide 37 - Slide

Welke gerichte acties ga jij doen om deze doelen alsnog te behalen?
extra uitleg
extra oefenen
herhalen van de leerstof
goed leren
geen, want ik beheers de doelen al

Slide 38 - Poll

Evaluatie: Dit vind ik nog lastig ...

Slide 39 - Open question

Hoe scoor je jouw inzet deze les?
0100

Slide 40 - Poll

Huiswerk/ volgende les
NN cursus 1 alle paragrafen 
leren voor de toets




Slide 41 - Slide

Onthoud jouw score
0 t/m 2 fout = extra uitdaging
3 t/m 6 fout = extra oefening

Slide 42 - Slide

Extra uitdaging/ extra oefening
0 t/m 2 fout = extra uitdaging: maak de slides met een paarse stip
3 t/m 6 fout = extra oefening: maak de slides met een oranje stip

Slide 43 - Slide