spreekwoorden

De hond in de pot vinden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De hond in de pot vinden

Slide 1 - Slide

Wat gaan wij vandaag doen
- Voorkennis van spreekwoorden d.m.v. een quiz
 - Uitleg over spreekwoorden en enkele voorbeelden. 
 - Spel over spreekwoorden in groepjes. 


Slide 2 - Slide

Lesdoel van vandaag
1. Aan het einde van de les pas jij spreekwoorden toe in een situatie, ook herken en omschrijf je de betekenis van 2 spreekwoorden. 
2. Je maakt gebruik van voegwoorden bij de omschrijving.

Slide 3 - Slide

Kennis
Wie weet wat een spreekwoord is?

 En wie kent er een Nederlands spreekwoord?

Slide 4 - Slide

Wil je inloggen in Lessonup?
Log in met je Naam!

Slide 5 - Slide

Wat bedoelen wij met " de appel valt niet ver van de boom"?
A
dat kinderen wat betreft hun karakter op hun ouders lijken
B
de appel valt altijd in jouw tuin
C
dat kinderen wat betreft uiterlijk en karakter op hun ouders lijken
D
de appel ligt altijd vlakbij de boom

Slide 6 - Quiz

Wat bedoelen wij met "de hond in de pot vinden"?
A
je bent te laat en het eten is aan de hond gegeven.
B
de hond heeft het eten gestolen uit de pan.
C
er is geen eten meer over
D
zo laat thuiskomen dat allen gezinsleden al hebben gegeten en er geen eten meer over is.

Slide 7 - Quiz

Wat bedoelen wij met "Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel?"

A
als er geen controle is doet men waar iedereen zin in heeft
B
wanneer er geen kat in huis is heb je last van muizen
C
er zijn veel muizen op tafel wanneer er geen kat in huis is

Slide 8 - Quiz

Wat is een spreekwoord
 Een spreekwoord is een korte, krachtige uitspraak die een waarheid of wijsheid  over het leven bevat.

Een spreekwoord is een zin, altijd in de tegenwoordige tijd, die een mededeling doet. Een spreekwoord is nooit een vraag.






Slide 9 - Slide

Kenmerken van een spreekwoord
1. Het is figuurlijk bedoeld. Bijvoorbeeld: " de appel valt niet ver van de boom", je hebt het hier niet letterlijk over een appel en boom.
2. Een spreekwoord verandert nooit. Bijvoorbeeld: je kan niet zeggen "de peer valt niet ver van de boom". Je kan het wel zeggen maar de betekenis van het spreekwoord is dan niet meer hetzelfde.


3. Spreekwoorden gaan altijd over een levenswijsheid. Bijvoorbeeld: Ieder huisje heeft zijn kruisje . Dit betekent dat er in elke familie wel iets aan de hand is.


4. Spreekwoorden zijn vaste, hele zinnen.

Slide 10 - Slide

De geschiedenis van spreekwoorden
Spreekwoorden zijn eeuwenoud. Al in het jaar 1480 kwam het eerste boek met spreekwoorden uit in Nederland.  Dit boek was in het Latijn geschreven. 

Slide 11 - Slide

Enkele spreekwoorden
1. Oost west thuis best - waar jij ook bent geweest er gaat niets boven je eigen vertrouwde omgeving.
2. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens -  waar je ook bent geweest, thuis voelt het beste.
3. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten -  wanneer jij geen handige keuzes maakt.  moet je ook de gevolgen accepteren . 
4. De aanhouder wint -  wanneer jij altijd goed je best doet en doorzet zal je succes hebben.
5. Wie niet waagt die niet wint - wanneer je iets niet probeert, weet je zeker dat het niet lukt
6. De ene hand wast de andere - door samenwerking kom je sneller vooruit. 
7. Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in -  wanneer jij iemand niet goed behandelt zal het gebeuren dat jou hetzelfde overkomt. 

Slide 12 - Slide

Spel over spreekwoorden 
1. Jullie gaan werken in groepjes van 4. De groepjes zijn divers zodat jullie elkaar helpen.
2. Jullie krijgen 6 plaatjes en moeten daarbij het juiste spreekwoord en de betekenis van het spreekwoord vinden. 
3. Vervolgens kiezen jullie 1 spreekwoord  en bedenken samen een verhaaltje  of situatie waar je het spreekwoord kunt toepassen.  Voor diegenen die de opdracht makkelijk vinden, zij mogen  dan 2 of meerdere spreekwoorden in het  verhaaltje  omschrijven. 
Ik loop gedurende de opdracht bij elk groepje langs .
4. Klassikaal  presenteren jullie het verhaaltje/ situatie en leggen jullie het spreekwoord uit.
In totaal hebben jullie 15 min voor deze opdracht, de presentatie is max 2 min. 


Slide 13 - Slide

Individuele opdracht 10 min. 
Jullie krijgen van mij een aantal  spreekwoorden en  hun betekenis.

Kies er een uit en beschrijf  een situatie die jij hebt meegemaakt in een zin en verwerk daar een spreekwoord met voegwoord in. ( Voegwoord is maar, want, omdat, doordat, en, nadat, dus, voordat, terwijl, of).  

Slide 14 - Slide

Afsluiting 
Klassikaal bespreken van  enkele zinnen die de leerlingen hebben geschreven.
Waarom is het zo belangrijk om spreekwoorden te begrijpen en te gebruiken ? 
Wat waren de lesdoelen?

Slide 15 - Slide

Post it
Schrijf in het kort op wat je van de les vond en werkmethode vond?

Dank hiervoor! 

Slide 16 - Slide