Herhaling klas 1, mei 2020

Herhalen

Op je tafel:
- Leesboek
- Nederlands boek 
- Schrift en pen
- Ipad(dicht!)
timer
2:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Herhalen

Op je tafel:
- Leesboek
- Nederlands boek 
- Schrift en pen
- Ipad(dicht!)
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen? 
- Stillezen 10 minuten 
- Herhaling vorige lessen
-Nakijken
- Theorie
- Quiz
- Zelfstandig werken
- Afsluiting/huiswerk

Slide 2 - Slide


Stillezen 
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Nakijken Persoonlijke en bezittelijk voornaamwoord blz. 210

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Opdracht 3
a Volgende week gaan we met z'n drieën naar de bioscoop. pers. vnw
b Weet jij waar mijn oplader is gebleven? bez. vnw
c Ik ga komend voorjaar op skivakantie. pers. vnw
d Willen jullie opschieten? De film begint zo! pers. vnw
e De keeper van ons team heeft twee penalty's tegengehouden. bez. vnw
f Mag ik uw jas aannemen? bez. vnw

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Opdracht 6

a De postbode had onze pakketjes voor het huis neergezet.
het: lidwoord
persoonlijk voornaamwoorden: –
bezittelijk voornaamwoorden: onze

Slide 9 - Slide

b Kijk Anna eens! Wie heeft haar haar zo paars geverfd?
haar: zelfstandig naamwoord
persoonlijk voornaamwoorden: –
bezittelijk voornaamwoorden: haar
c Mag ik drie ons ham van u?
ons: zelfstandig naamwoord
persoonlijk voornaamwoorden: u
bezittelijk voornaamwoorden: –



Slide 10 - Slide

d Mijn vriendin zei tijdens de film dat ze het spannend vond.
zei: werkwoord
persoonlijk voornaamwoorden: ze – het
bezittelijk voornaamwoorden: –
e Is jullie hen niet een haan?
hen: zelfstandig naamwoord
persoonlijk voornaamwoorden: –bezittelijk voornaamwoorden: jullie
f Waarom zijn jullie te laat?
zijn: werkwoord
persoonlijk voornaamwoorden: jullie
bezittelijk voornaamwoorden: –

Slide 11 - Slide

Begrijpend lezen 
wat weet je er nog van? 

Slide 12 - Slide

Wat weet je nog
van begrijpend lezen?

Slide 13 - Mind map

Herhaling, lees dit goed door, straks volgen vragen.
Het onderwerp van een tekst: In 1 of 2 woorden zeggen waar de tekst over gaat.
Een deelonderwerp: Het onderwerp van een alinea.
Een alinea: Een groepje zinnen in een tekst met hetzelfde deelonderwerp. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.

Slide 14 - Slide

Tekst
Het onderwerp van een tekst
Een alinea
Een deelon-
derwerp
Een tussenkopje
In 1 of 2 woorden waar de tekst over gaat. 
Een groepje zinnen dat bij elkaar hoort
In 1 of 2 woorden waar de alinea over gaat
Een titel boven een alinea

Slide 15 - Drag question

Lees de tekst via de link, daarna volgen er vragen. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Het onderwerp van deze tekst is
A
cruciale beroepen
B
reserveren
C
reserveren openbaar vervoer
D
speciale uren

Slide 18 - Quiz

Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

Slide 19 - Open question

Heeft de tekst tussenkopjes?
A
Ja, de tekst heeft 1 tussenkopje.
B
Ja, de tekst heeft 2 tussenkopjes.
C
Ja, de tekst heeft 3 tussenkopjes.
D
Nee, de tekst heeft geen tussenkopjes.

Slide 20 - Quiz

Herhaling: lees goed door, daarna volgen weer vragen. 
Er zijn vier tekstdoelen: informeren, amuseren, overtuigen, activeren. 
Een tekst is vaak ingedeeld in een : inleiding, middenstuk (kern) en slot. 
De hoofdgedachte van een tekst geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? (samenvatting van 1 zin) De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of slot. 

Slide 21 - Slide

Inleiding
Middenstuk
Slot
Deelonderwerp
je maakt kennis met het onderwerp van de tekst
hierin staat de meeste informatie van de tekst.
Het belangrijkste uit de tekst wordt herhaald. 
Het onderwerp van een alinea. 

Slide 22 - Drag question

Tekst

Slide 23 - Slide

De inleiding van de tekst bestaat uit de volgende zinnen:
A
Wij dachten.....blijkt nu.
B
Wij dachten....ons lijf.
C
Mensen en muggen...ons lijf.
D
Het lachen....lacht het best.

Slide 24 - Quiz

De hoofdgedachte van deze tekst is
A
Muggen
B
Muggen blijven uit de buurt omdat ze anti-muggenspul vinden stinken.
C
Er worden beter muggenwerende stoffen ontwikkeld.
D
Malaria

Slide 25 - Quiz

Herhaling, lees goed door, daarna volgen vragen.
Tekstverbanden: Geeft de samenhang tussen woorden en zinnen weer. Zorgt ervoor dat een tekst goed te lezen is. 
(opsomming, voorbeeld, tegenstelling, chronologisch)
Signaalwoorden: woorden die jou een signaal geven welk tekstverband aan de orde is. 

Slide 26 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Voorbeeld: zoals, bijvoorbeeld, dat wil zeggen, onder andere.....
Tegenstelling: maar, daarentegen, enerzijds...anderzijds....echter....
Opsomming:en, ook, in de eerste plaats, ten tweede...
Chronologisch: voordat, tijdens, vroeger, aanvankelijk, nadat, later...

Slide 27 - Slide

Voorbeeld: Benoem het signaalwoord en benoem welk tekstverband erbij hoort. 
1. Ik houd van buitenlands eten, zoals Italiaans eten. 
Signaalwoord is : zoals
Tekstverband: voorbeeld

Slide 28 - Slide

Als ik op vakantie ga, pak ik mijn zwembroek, zonnebril en handdoek in.
Signaalwoord:
Tekstverband:

Slide 29 - Open question

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 30 - Quiz

Snorkelen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van lezen.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband : tegenstelling
C
Tekstverband: voorbeeld
D
Tekstverband: chronologisch

Slide 31 - Quiz

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 32 - Quiz

Waar ben je al goed in bij begrijpend lezen?

Slide 33 - Open question

Waar heb je nog vragen over? Wat wil je nog extra oefenen?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Slide