23 maart - meer dan lezen

Welkom!
Lezen
Alinea's en kernzinnen
Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom!
Lezen
Alinea's en kernzinnen
Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Opdracht
Stap 7 Laat je alinea door een klasgenoot lezen (10 minuten)
Stap 7.1 Laat je klasgenoot opschrijven wat er goed is en wat nog niet (5 minuten)
Stap 8 Lees je alinea voor in de klas (10 minuten)

Feedback krijg je nog van mij

Slide 2 - Slide

Herhalen

Slide 3 - Slide

Hoe herken je een alinea?

Slide 4 - Slide

alinea
  • alinea's: een stuk tekst dat bij elkaar hoort
  1.  Een alinea begint op een nieuwe regel
  2. Soms is er een witregel tussen alinea's
  3. Elke alinea gaat over een deel van het onderwerp
  4. De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea

Slide 5 - Slide

Geen alinea's
Wel alinea's

Slide 6 - Slide

Wat zijn kernzinnen?

Slide 7 - Slide

Waar vind je kernzinnen?

Slide 8 - Slide

Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Kijk en luister goed naar het volgende filmpje

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

CD van jou of jouw?
Het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wat is het belangrijkste dat je hebt onthouden?

Slide 13 - Slide

Jouw docent

VS

De docent van jou

Slide 14 - Slide

Persoonlijk en bezittelijk vnw
Een pers. vnw duidt een persoon of ding aan:
Ik ben verliefd, ze zijn erg mooi, die vriendin van jou.

Een bez. vnw geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Mijn jas, onze fietsen, haar bekendste liedje.

Slide 15 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoord

Slide 16 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk?
Sommige woordsoorten (je, haar , ons, jullie, hun) kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn. Je kunt dan het volgende trucje toepassen: 
- Een pers. vnw kun je vervangen door hij of hem.
- Een bez. vnw kun je vervangen door zijn.

1. Is die kat van jullie ziek? --> Is die kat van hem ziek? jullie = pers vnw.
2. Dat is ons huis. --> Dat is zijn huis.  ons = bez. vnw

Slide 17 - Slide

Wat is het pers. vnw?

Ik kijk televisie met mijn broertje.

Slide 18 - Open question

Wat is het pers. vnw?

Zij geeft mij altijd complimentjes.
A
zij
B
mij
C
zij en mij
D
Er zit geen pers. vnw. in.

Slide 19 - Quiz

Wat is het bez. vnw?
Heb je mijn tas terug gegeven?

Slide 20 - Open question

Maar: Zij geeft hun hun hen.

Slide 21 - Slide

Hun is nooit onderwerpsvorm!

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Zij geven hun Hun hun hen.
hun-Hun-hun-hen=
A
pers-zn-bez-pers
B
bez-eig-pers-zn
C
bez-eig-bez-zn
D
bez-eig-bez-eig

Slide 24 - Quiz

Maak in stilte: Formuleren 6 par. 4 opdr. 1 t/m 4 

Slide 25 - Slide

Maak in stilte Meer dan lezen par. 4 opdracht 1 t/m 4

Slide 26 - Slide

Herhaling: inleveren boekverslag via Moodle (boekverslag 1 en 2)

Slide 27 - Slide