This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
3B
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Grammar unit 1/2 herhaling (toetsweek)
oefentoets
Slide 2 - Slide
Aanwijzende voornaamwoorden
als iemand iets uitlegt
wijst hij/zij vaak iets aan
dan gebruikt men in het Engels de volgende woorden
this ...
that ...
these ...
those ...
enkelvoud ver weg
meervoud
Slide 3 - Slide
Dichtbij Ver weg
Enkelvoud this that
Meervoud these those
Slide 4 - Slide
Vraagwoorden
Wanneer je iets wilt vragen, zet je vaak een vraagwoord aan het begin van de zin. Bijvoorbeeld: wie, waar, wanneer, waarom, wat en hoe. Deze heb je ook in het Engels.