Een tekening van een schakeling noem je een schakelschema. Bij het tekenen van een schakelschema gebruik je symbolen. Er zijn symbolen voor een batterij, een schakelaar en een lamp.
In het schakelschema is een onderbroken stroomkring getekend. De lamp brandt dus niet. Bij het schakelschema is een gesloten stroomkring. De stroom loopt nu wel door de stroomkring. De lamp brandt.
Slide 3 - Slide
Stroomkring
Elektriciteit moet altijd helemaal rond kunnen stromen door een stroomkring
Als je een stroomkring onderbreekt, dan kan de elektriciteit niet meer stromen! En zal het lampje niet branden.
Slide 4 - Slide
Stroomkring
Stroomkring bestaat uit een schakelaar, batterij, lampen en snoeren
Slide 5 - Slide
3B - 1.1 De stroomkring
Het schakelschema
Een tekening van een schakeling noem je een schakelschema. Bij het tekenen van een schakelschema gebruik je symbolen. Er zijn symbolen voor een batterij, een schakelaar en een lamp.
In het schakelschema is een onderbroken stroomkring getekend. De lamp brandt dus niet. Bij het schakelschema is een gesloten stroomkring. De stroom loopt nu wel door de stroomkring. De lamp brandt.
Slide 6 - Slide
Serie- en parallelschakeling:
Serieschakeling:
1 stroomkring
1 lampje uit > alles uit
Stroom overal gelijk
Parallelschakeling:
meerdere stroomkringen
1 lampje uit > rest blijft aan
Stroom wordt verdeeld over de vertakkingen
Slide 7 - Slide
Serie Parallel
Er is maar een stroomkring.
Stroomsterkte is overal het zelfde.
Als een lampje uit gaat gaan alle lampjes uit.
Er zijn meerdere stroomkringen.
De stroomsterkte verdeelt zich.
Als een lampje uit gaat blijven de andere lampjes branden.
Slide 8 - Slide
Parallelschakeling
In een parallelschakeling staat elk apparaat in een aparte stroomkring