3.1 - Organismen ordenen (1BK)

1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom!
Zitten op je eigen plek
Telefoon op stil en in je zakkie
Chromebook dicht op tafel

Slide 2 - Slide

programma 2de periode
week 46: uitleg P2 en H1
week 47: Practicum en H2
week 48; Practicum en SO
week 49: Herhaling P1 en H3
week 50: Practicum en SO en H4
week 51: Herhaling P1 en H4 en H5
week 02: Herhaling P1 en P2

Slide 3 - Slide

Organen en cellen
3.1 - Organismen ordenen
3.2 - Dieren
3.3 - Planten
3.4 - Schimmels
3.5 - Bacteriën
3.6 - Onderzoek doen
3.7 - Organismen indelen

Slide 4 - Slide

Kleine oefening
Stel je moet de klas in 2 groepen verdelen. Hoe zou je dat doen?

Slide 5 - Slide

Samen met je buurman/vrouw

Bedenk zo veel mogelijk manieren om deze 16 plaatjes in 2 groepen te verdelen.

timer
4:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Doelen van deze les
Je kunt kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën
Je weet wanneer organismen tot dezelfde soort behoren

Slide 8 - Slide

Groepen maken
Op basis van kenmerken (hoe ziet iets er uit, hoe klinkt iets, hoe beweegt iets, enzovoort)

Organismen met dezelfde kenmerken komen in dezelfde groep

Slide 9 - Slide

Opdracht 1 in tweetallen
timer
3:00

Slide 10 - Slide

Cellen van de vier groepen

Slide 11 - Slide

Cellen van de vier groepen
  • Dieren hebben geen celwand.
  • Planten hebben bladgroenkorrels.
  • Schimmels hebben geen bladgroenkorrels, maar wel een celkern en een celwand.
  • Bacteriën hebben geen celkern. 

Slide 12 - Slide

Soorten
Organismen behoren tot hetzelfde soort:
  • als ze zich samen kunnen voortplanten
  • en de nakomelingen vruchtbaar zijn

Slide 13 - Slide

Vragen?

Slide 14 - Slide

Aan het werk

Slide 15 - Slide

Extra opdracht: Blooket

Maak vragen die gebruikt kunnen worden in Blooket. Je kan dit doen:
- Op papier
- In word/kladblok op je chromebook
- In Blooket zelf
Hoe moet een vraag er uit zien?
Begin met de vraag
Daaronder 3 of 4 mogelijke antwoorden (A, B, C, D)

Voorbeeld:
Wat is een steen?
A. Levend
B. Dood
C. Levenloos

Slide 16 - Slide