2024 examentraining

Examentraining


Rosenboom
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5,6

This lesson contains 13 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Examentraining


Rosenboom

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Soort tekst
Herken de tekstsoort (uiteenzetting, beschouwing, betoog of een mix) en bepaal het schrijfdoel van de tekst (amuseren, informeren, opiniëren, overtuigen en activeren).

Slide 3 - Slide

Rode draad
Met behulp van de belangrijkste zinnen, de kernzinnen en het zoeken naar hoofdgedachten van alinea’s, vind je de rode draad van de tekst, de gedachtegang van de schrijver. Op die manier krijg je grip op een ingewikkelde tekst. Pas nadat je de hoofdgedachte hebt gevonden, ga je de bijzaken eraan koppelen.

Vaak staan kernzinnen aan het begin of einde van een alinea.

Slide 4 - Slide

Voorkom onnodige fouten
Voorkom onnodige fouten zoals:
  • Te veel woorden noteren (schrijf een korte samenvatting in een kladversie/herhaal de vraag in je antwoord);
  • Noteren van een citaat (zinnen of zinnen);
  • Onduidelijke/onleesbare woorden/letters;
  • Lees eerst de hele tekst voordat je aan de vragen begint;
  • Beantwoord open vragen met informatie uit de tekst;
  • Sla nooit een vraag over.

Slide 5 - Slide

Let op signaalwoorden en denk na over de functie van een tekst(-gedeelte)
Signaalwoorden in de tekst geven tekstverbanden aan. Veel vragen hebben betrekking op verbanden tussen zinnen en/of alinea's.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

  • Een tekst indelen
  • Functies van een tekst bepalen 
  • Woorden of zinnen uit de tekst citeren
  • Iets met eigen woorden zeggen / samenvatten
  • Hoofdgedachte van een tekstgedeelte vaststellen
  • Argumentatieve vragen
  • Hoofdgedachte van een tekst bepalen
  • Schrijfdoel van een tekst vaststellen
Welk tussenkopje past bij welke alinea?
Wat is de functie van alinea X t.o.v. alinea Y?
Standpunt / (verzwegen) argumenten / redeneringen / aanvaardbaarheid / drogredenen

Slide 8 - Slide

In het project zijn zeven nieuwe vraagtypen ontwikkeld, met focus op:
1 het combineren van verschillende bronnen
2 functionele bevraging van argumentatie
3 figuurlijk taalgebruik
4 framing =  het bewust gebruiken van woorden die positieve of negatieve associaties oproepen. Op die manier kun je het standpunt van iemand beïnvloeden.
5 synthesetaken = je leest verschillende authentieke bronnen over hetzelfde onderwerp en verwerkt deze informatie in een eigen geschreven tekst.  Het zijn opgaven waarbij
je inhoudelijke beweringen of inferenties uit thematisch verwante teksten zelf in een nieuw
functioneel of inhoudelijk verband moeten brengen.
6 sorteertaken = je voegt geen nieuwe relatie toe aan de beweringen of inferenties uit een of meer tekst(fragment)en, maar ordent woordgroepen, beweringen of zelfs bronnen volgens een gegeven principe, vanuit het begrip dat ze hebben opgebouwd. Denk aan het feitelijk in kaart brengen van mogelijke voor- en tegenargumenten voor een stelling.
7 bruikbaarheid en betrouwbaarheid van teksten.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video