- Ik weet wat oriënterend lezen is en wanneer ik deze strategie kan gebruiken;
- Ik kan het onderwerp opschrijven van een tekst;
- Ik weet wat globaal lezen is en wanneer ik deze strategie kan gebruiken;
- Ik weet wat een deelonderwerp is en kan zelf een deelonderwerp formuleren bij één of meerdere alinea's;
- Ik weet wat precies lezen is en wanneer ik deze strategie kan gebruiken;
- Ik ken de kenmerken van een inleiding en een slot;
- Ik weet wat een hoofdgedachte is en kan deze vinden in een tekst.