This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
I am / I'm
you are / you're
she/he/it is / she's/he's/it's
we are / we're
they are / they're
Bij negatieve zinnen komt het woord not achter de vorm van to be:
'I am not late'.
Alleen has got bij she/he/it,
I, you, we, they is het have got.
Bij negatieve zinnen komt het woord not tussen have en got
bijv. Have not got.