3 KB C1 MDL § 5 L4

Cursus 1> Meer dan lezen § 5 blz. 33
Lesdoel: Je herkent een tekstverband aan de hand van een signaalwoord.

Controle huiswerk> geen> stage
Nakijken> opdrachten in je schrift met andere kleur.

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Cursus 1> Meer dan lezen § 5 blz. 33
Lesdoel: Je herkent een tekstverband aan de hand van een signaalwoord.

Controle huiswerk> geen> stage
Nakijken> opdrachten in je schrift met andere kleur.

Slide 1 - Slide

Welk resultaat wil jij voor de komende toets leesvaardigheid halen?

Slide 2 - Open question

De toets leesvaardigheid gaat over Cursus 1 Meer dan Lezen
§ 4 en 5. Dit gaat over tekstsoorten (doelen) en tekstverbanden (signaalwoorden). Bij 0 % weet je er niets van en bij 100% weet jij alles van deze onderdelen. Op hoeveel procent sta jij nu?

Slide 3 - Open question

Wat ga jij de komende lessen doen om te zorgen dat jouw resultaat verbetert?

Slide 4 - Open question

Online> Cursus 1 MDL § 2 blz. 10 (herhaling)
In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Aan een signaalwoord kun je zien met welk tekstverband je te maken hebt. Als je weet welk signaalwoord bij een tekstverband hoort, helpt dit je om de tekst beter te begrijpen.

Slide 5 - Slide

Herhaling § 2

Slide 6 - Slide

Cursus 1 MDL §5 blz. 33
Nieuwe tekstverbanden
1) Doel-middel: Bij het tekstverband doel-middel gaat het om het bereiken van een bepaald doel. Hiervoor is een middel nodig, iets wat gebruikt wordt om het doel te bereiken. Je herkent dit verband bijvoorbeeld aan deze signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van.

2)Voorwaarde:  Een voorwaarde is iets wat moet gebeuren, voordat iets anders kan gebeuren. Het maakt dus duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt. Je herkent het tekstverband voorwaarde bijvoorbeeld aan deze signaalwoorden: als (... dan), indien, tenzij, wanneer, mits.

Slide 7 - Slide





Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.

Slide 8 - Quiz


Wat hoort bij tekstverbanden?

A
Verwijswoorden.
B
Signaalwoorden.
C
Inhoudswoorden.
D
Antwoord A, B en C.

Slide 9 - Quiz

Wat is GEEN tekstverband?
A
opsomming
B
voorwaarde
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 10 - Quiz

Signaalwoord: daarnaast

Tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 11 - Quiz

'Zo' is een signaalwoord voor het tekstverband:
A
Voorbeeld
B
Argument of reden
C
Conclusie
D
Oorzaak-gevolg

Slide 12 - Quiz

Van welk tekstverband is 'want' een signaalwoord?
A
opsommend
B
tegenstellend
C
redengevend
D
concluderend

Slide 13 - Quiz

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 14 - Quiz

'Om te beginnen'
is een signaalwoord voor het tekstverband
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 15 - Quiz

ook
is een signaalwoord voor het tekstverband
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 16 - Quiz

Zelfstandig werken

*Maken Cursus 1 § 5 opdracht 8 blz. 36-37
Maken Trainen Cursus 1 §4> online> 10 vragen

Klaar? 
Uitwerken stageverslag> schrijfdossier.
Lezen in je leesboek. Bijwerken van de samenvatting/boekverslag.
timer
1:00

Slide 17 - Slide

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 18 - Slide