This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
H6: Nederland Transportland
Slide 1 - Slide
Hoe noem je het wanneer een land of een persoon goederen invoert?
A
Export
B
Import
C
Overslag
D
Mainport
Slide 2 - Quiz
Hoe noem je het wanneer goederen los in het ruim zitten?
A
Laadruim
B
Overslag
C
Stukgoederen
D
Massagoederen
Slide 3 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een 'stukgoed'?
A
DVD's
B
IJzererts
C
Goud
D
Kolen
Slide 4 - Quiz
"Productie waarbij veel arbeid per hectare of per product nodig zijn" =
A
Overslag
B
Arbeidsextensief
C
Arbeidsintensief
D
Doorvoer
Slide 5 - Quiz
Waarom importeert Nederland bepaalde producten? Geef 1 reden.
Slide 6 - Open question
"Pietje heeft onderdelen voor een fiets gekocht bij de fietsenwinkel. Hij moet alleen deze onderdelen nog in elkaar zetten tot een echte fiets. Hoe noem je dit?
A
Import
B
Assemblage
C
Transporteren
D
Arbeidsintensief
Slide 7 - Quiz
Wat gebeurt er in een industriehaven?
Slide 8 - Open question
"De stukgoederen die aangekomen zijn in de haven van Rotterdam worden overgeladen in vrachtauto's om zo de stukgoederen naar de Intertoys te brengen".
Welk begrip is hierop van toepassing?
A
Betuweroute
B
Vrachtauto's
C
Overslag
D
Arbeidsintensief
Slide 9 - Quiz
De Rotterdamse haven is de enige mainport in Nederland...
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
"Het gebied waarop een (lucht)haven gericht is voor de aan- en afvoer van goederen" noem je:
A
Achterland
B
Grondgebied
C
Mainport
D
Overslag
Slide 11 - Quiz
Geef een voorbeeld van infrastructuur:
Slide 12 - Open question
Waarom is de Tweede Maasvlakte aangelegd?
A
Meer ruimte voor containers
B
Betere aanvoer naar Duitsland
C
Meer overslag mogelijkheden
D
Beter concurreren met andere havens
Slide 13 - Quiz
Een ander woord voor 'het verspreiden van goederen' is?
A
Distributie
B
Arbeid
C
Export
D
HSL
Slide 14 - Quiz
Waarom is NL een goede plek voor grote bedrijven om hier een distributiecentrum te hebben?