What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Made in the Netherlands oefenen PW Hoofdstuk 1
1 / 41
next
Slide 1:
Slide
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
41 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Waarom is Maasvlakte 2 gebouwd?
A
Nederland was te klein.
B
De Rotterdamse haven werd te klein.
C
Om meer strand te krijgen.
D
Omdat de Belgen dat graag wilden.
Slide 3 - Quiz
Drempelwaarde is...
A
De hoogte van een drempel
B
Minimaal aantal klanten dat nodig is om een zaak draaiend te houden
C
De afstand die klanten afleggen
D
Afname van het aantal jonge mensen in de bevolking
Slide 4 - Quiz
Wat is de afzetmarkt?
A
Het aantal klanten dat producten wil kopen
B
Het aantal bedrijven dat producten of diensten wil verkopen
C
Het aantal producten dat verkocht wordt
D
Het aantal diensten dat aangeboden wordt
Slide 5 - Quiz
Mensen die een dienst verlenen, werken in het onderwijs, bij de politie in de zorg of in een winkel
A
industrie
B
diensten
C
landbouw
D
beroepsbevolking
Slide 6 - Quiz
De inwoners van het land die kunnen werken en aan het werk zijn in de landbouw, industrie en diensten.
A
Mainport
B
Vestigingsplaatsvoordelen
C
traditionele landbouw
D
beroepsbevolking
Slide 7 - Quiz
Schrijf op welke vestigingsplaatsvoordelen er kunnen zijn.
Slide 8 - Open question
Welke vorm van landbouw zie je op de afbeelding?
Slide 9 - Open question
Mensen die grondstoffen verwerken, in de fabriek werken.
A
industrie
B
diensten
C
landbouw
D
beroepsbevolking
Slide 10 - Quiz
De inwoners van het land die kunnen werken en aan het werk zijn in de landbouw, industrie en diensten.
A
Mainport
B
Vestigingsplaatsvoordelen
C
traditionele landbouw
D
beroepsbevolking
Slide 11 - Quiz
Mensen die in de natuur werken, grondstoffen uit de natuur halen. Bosbouw, visserij en boeren.
A
industrie
B
diensten
C
landbouw
D
beroepsbevolking
Slide 12 - Quiz
Mensen die een dienst verlenen, werken in het onderwijs, bij de politie in de zorg of in een winkel
A
industrie
B
diensten
C
landbouw
D
beroepsbevolking
Slide 13 - Quiz
Noem drie kenmerken van moderne landbouw.
Slide 14 - Open question
Veel boeren richten zich op één soort landbouw dat doen ze om meer te kunnen produceren hoe wordt dat genoemd?
A
gemengde landbouw
B
intensivering
C
mechanisatie
D
specialisatie
Slide 15 - Quiz
Dit is een voorbeeld van
A
schaalvergroting
B
irrigatie
C
mechanisatie
D
specialisatie
Slide 16 - Quiz
'Een Nederlandse boer kan vergeleken met 1950, veel meer stukken grond bewerken'
Welk begrip hoort bij dit stukje tekst?
A
Seizoensarbeid
B
Biodiversiteit
C
Schaalvergroting
D
Mechanisatie
Slide 17 - Quiz
Het werk is overgenomen door machines
A
Seizoensarbeid
B
Specialisatie
C
Mechanisatie
D
Schaalvergroting
Slide 18 - Quiz
Kies het juiste begrip.
Arbeidsmigrant die een korte tijd in een ander gebied werkt en woont
A
E-migrant
B
Immigrant
C
Seizoensarbeider
D
Migrant
Slide 19 - Quiz
Boer Jan stond bekend om het verbouwen van graan en het houden van koeien. Nu heeft hij alleen nog koeien.
A
Dit is mechanisatie.
B
Dit is specialisatie.
C
Dit is seizoensarbeid.
D
Dit is industriële inertie.
Slide 20 - Quiz
Wat zijn seizoensarbeiders?
A
Nederlandse jongeren die geld verdienen in de zomer als bijbaantje.
B
Oude mensen die met pensioen zijn, en als hobby de boeren helpen in de zomer.
C
Boeren die voornamelijk druk zijn in de zomer en de lente. Het land is in de winter en herfst niet bewerkbaar.
D
Mensen uit andere Europese landen die hier komen werken rond het hoogseizoen.
Slide 21 - Quiz
Wat doet de eetgewoonte van de mens met de biodiversiteit op aarde?
A
De biodiversiteit neemt toe
B
De biodiversiteit neemt af
C
De biodiversiteit veranderd niet
Slide 22 - Quiz
Door een beperkt aantal gewassen te verbouwen zal de biodiversiteit
A
toenemen
B
afnemen
Slide 23 - Quiz
Wat is geen vestigingsplaatsfactor?
A
Snelwegen (bereikbaarheid)
B
Grondstoffen
C
Voldoende voedsel
D
Fabrieken (agglomeratie-effect)
Slide 24 - Quiz
wat is het verschil tussen de twee groepen vrachtgoed?
A
stukgoederen zijn verpakt en massa goederen niet
B
massa goederen zijn verpakt en stukgoederen niet
C
massa goederen worden altijd met de vrachtwagen vervoerd en stukgoederen met de boot
Slide 25 - Quiz
Wat voor goederen zijn te zien op de afbeelding?
A
Stukgoederen
B
Massagoederen
Slide 26 - Quiz
Welke soort stukgoederen wordt NIET op Schiphol vervoerd?
A
Geneesmiddelen
B
Computers
C
Kleding
D
Groente
Slide 27 - Quiz
Steenkool is een voorbeeld van
A
Massagoederen
B
Stukgoederen
Slide 28 - Quiz
Telefoons zijn een voorbeeld van
A
massagoederen
B
stukgoederen
Slide 29 - Quiz
Wat zie je hier?
A
massagoederen
B
stukgoederen
Slide 30 - Quiz
"De stukgoederen die aangekomen zijn in de haven van Rotterdam worden overgeladen in vrachtauto's om zo de stukgoederen naar de Intertoys te brengen".
Welk begrip is hierop van toepassing?
A
Betuweroute
B
Vrachtauto's
C
Overslag
D
Arbeidsintensief
Slide 31 - Quiz
Wat wordt op Schiphol het meeste vervoerd?
A
Stukgoederen
B
Massagoederen
C
Mensen
D
Dieren
Slide 32 - Quiz
Wat is melk?
A
stukgoederen
B
droge massagoederen
C
natte massagoederen
Slide 33 - Quiz
Aardolie is een voorbeeld van
A
massagoederen
B
stukgoederen
Slide 34 - Quiz
Wat zie je hier?
A
massagoederen
B
stukgoederen
Slide 35 - Quiz
Bij agglomeratie-voordelen ......
A
stoten bedrijven elkaar af
B
trekken bedrijven elkaar aan
Slide 36 - Quiz
Wat is de afzetmarkt?
A
Het aantal klanten dat producten wil kopen
B
Het aantal bedrijven dat producten of diensten wil verkopen
C
Het aantal producten dat verkocht wordt
D
Het aantal diensten dat aangeboden wordt
Slide 37 - Quiz
Multinationals zijn....
A
Bedrijven die in één land gevestigd zijn
B
mensen met meerdere nationaliteiten
C
Mensen met één nationaliteit
D
Bedrijven die in meerdere landen gevestigd zijn
Slide 38 - Quiz
Nummer 1 (oranje) is:
A
erts, steenkool, ijzer
B
stukgoed en containers
C
– chemische fabrieken en olieraffinaderijen
Slide 39 - Quiz
Nummer 2 ( paars) is:
A
erts, steenkool, ijzer
B
stukgoed en containers
C
– chemische fabrieken en olieraffinaderijen
Slide 40 - Quiz
Nummer 3 (roze) is:
A
erts, steenkool, ijzer
B
stukgoed en containers
C
– chemische fabrieken en olieraffinaderijen
Slide 41 - Quiz
More lessons like this
Made in the Netherlands oefenen SO Hoofdstuk 1 par.1-2
June 2024
- Lesson with
33 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Industrie in Nederland 2
September 2021
- Lesson with
18 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
6 september les 1quiz
September 2022
- Lesson with
20 slides
Par 3 Diensten
September 2023
- Lesson with
27 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Bronnen: verkeer en vervoer In Nederland
October 2021
- Lesson with
18 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
1.1 De Nederlandse landbouw
July 2024
- Lesson with
26 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Oefentoets H1 Made in the Netherlands
September 2023
- Lesson with
16 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
oefentoets 1.2 en 2.2 made in NL RZ
September 2023
- Lesson with
37 slides
Aardrijkskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2