Dif week 10 herhaling spelling en lezen

Spelling
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Spelling

Slide 1 - Slide

Welke onderdelen van spelling gaan we behandelen?
  • werkwoordspelling
  • tussen -n in samenstellingen (plantenbak of plantebak?)
  • verkleinwoorden (spray'tje of spraytje?)
  • bezitsvorm (Miekes fiets of Mieke's fiets?)
  • cijfers en getallen (de jaren tachtig of de jaren 80?)
  • lettergrepen en woorden afbreken
  • afkortingen (aub of a.u.b.)
  • dicteewoorden

Slide 2 - Slide

Samenstellingen
Twee bestaande woorden samenvoegen tot een nieuw woord, bijvoorbeeld:
telefoon + hoesje = telefoonhoesje
kat + bak = kattenbak

Slide 3 - Slide

Verkleinwoorden
Een zelfstandig naamwoord kleiner maken met een achtervoegsel.

vork - vorkje
ui - uitje

Slide 4 - Slide

Verkleinwoorden
  • Meestal spel je het zoals je het uitspreekt (bodem - bodempje)
  •  Woorden die eindigen op -ng > -nkje of -etje (poging - poginkje)
  • Woorden die eindigen op een lange klinker, krijgen een verdubbeling bij de klinker (oma - omaatje)
  • apostrof bij cijfers en letters (wc - wc'tje)
  • woorden die eindigen op een -i krijgen een -e (taxi - taxietje)
  • woorden die eindigen op y met medeklinker ervoor (lolly - lolly'tje) of een -u (sudoku - sudoku'tje) krijgen een apostrof. 

Slide 5 - Slide

De bezitsvorm
Geeft aan van wie iets is (bezit).

Bijvoorbeeld: De fiets is van Anne > Annes fiets

Bijna altijd komt de 's' eraan vast. Alleen niet als:
- het eindigt op een lange klinker of een y (Andy's huis)
- het eindigt op een sisklank (Mees' tas, Lex' huis)

Slide 6 - Slide

Cijfers en getallen

Slide 7 - Slide


Cijfers en getallen

Slide 8 - Slide

Lettergrepen en woorden afbreken 

Slide 9 - Slide

Lettergrepen en woorden afbreken 

Slide 10 - Slide

Afkortingen
Voor sommige woorden gebruik je meestal een afkorting, omdat ze te lang zijn om helemaal op te schrijven of uit te spreken.

voorbeeld
tv, kB, blz., a.u.b., NS, AOW, z.o.z., PvdA

Slide 11 - Slide


Afkortingen

Slide 12 - Slide

Dicteewoorden
Blok 4 > Spelling > opdracht 29
Blok 5 > Spelling > opdracht 30
Blok 6 > Spelling > opdracht 21

Slide 13 - Slide

Begrijpend lezen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide