Alle alinea’s samen maken in een logische volgorde stukje bij beetje de centrale boodschap van je tekst duidelijk.
Elke alinea behandelt één deelvraag of onderwerp.
Elke alinea heeft één kernzin waarin de hoofdgedachte staat (het antwoord op een van de (sub)vragen in de tekst).
Slide 3 - Slide
3. Samenhang binnen een alinea (p. 4)
Alineaopbouw: elke alinea is een eenheid
De kernzin staat op een logische plaats in je alinea, vaak aan het begin, in de eerste of tweede zin (als de eerste zin een aanloopje of structuurzin is)
De overige zinnen in de alinea ondersteunen de kernzin: ze werken de centrale boodschap uit, geven uitleg of maken de boodschap concreet.
Het verband tussen de zinnen is duidelijk dankzij signaal- en verwijswoorden.
Slide 4 - Slide
Opdracht 2 (p. 4)
Lees de voorbeeldteksten. De teksten bestaan uit twee alinea's. Bepaal voor elke alinea:
a) Wat is het onderwerp van de alinea?
b) Wat is de kernzin van deze alinea?
c) Welk verband is er tussen alinea 1 en 2?
d) Hoe kun je het verband zien?
Slide 5 - Slide
4. Inleiding (p. 5)
In de inleiding wil je twee dingen doen:
De aandacht van de lezer trekken;
De stelling/het onderwerp introduceren.
Slide 6 - Slide
4.1Aandacht trekken (p.5)
Verschillende mogelijkheden om de lezer nieuwsgierig te maken:
Actualiteit
Geschiedenis
Voorbeeld/anekdote
Belang van de lezer
Slide 7 - Slide
4.2 De stelling / het onderwerp introduceren (p.5/6)
Je kunt het onderwerp op verschillende manieren introduceren:
Eén of meerdere vragen stellen;
De opbouw van de tekst aankondigen;
Door een probleem te formuleren.
Je vertelt ook altijd de stelling van het betoog; welke mening probeer je in de tekst te verdedigen?
Slide 8 - Slide
Opdracht 3 (p. 6)
Lees de teksten.
A) Geef voor elke tekst aan op welke manier de schrijver de aandacht van de lezer trekt.
B) Geef voor elke tekst aan op welke manier de schrijver het onderwerp van de tekst introduceert.
Slide 9 - Slide
Opdracht 4 (p. 8)
Kies één van de onderwerpen waarvoor je bij opdracht 1 een stelling hebt bedacht.
a) Schrijf een inleiding van twee alinea's.
b) Wissel met een klasgenoot en beantwoord de vragen uit je boekje.