der die das oefenen

Übung!
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolLeerroute 2Leerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Übung!

Slide 1 - Slide

Het lidwoord voor het MANNELIJKE zelstandige naamwoord is:
A
der
B
die
C
das

Slide 2 - Quiz

Het lidwoord voor het VROUWELIJK zelfstandig naamwoorden is:
A
das
B
der
C
die

Slide 3 - Quiz

Het lidwoord voor het ONZIJDIG zelfstandig naamwoord is:
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quiz

Het lidwoord voor het MEERVOUD is:
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quiz

mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 6 - Drag question

DER
MANNELIJKE PERSONEN en DIEREN 

bijv:
der Lehrer, der Mann, der Stier

Slide 7 - Slide

DIE
1.    VROUWELIJKE  persoons- en diernamen
die Lehrerin, die Frau, die Kuh

2.    WOORDEN DIE EINDINGEN OP - E 
die Adresse, die Toilette, die Schule, die Lampe

3.   WOORDEN DIE EINDIGEN OP - HEIT / -KEIT / -SCHAFT /- UNG
d

Slide 8 - Slide

DAS
1. HET - WOORDEN 
2. WOORDEN die eindigen op - CHEN
bijv
het kind - das Kind
het haar - das Haar
het meisje - das Mädchen
het land - das Land

Slide 9 - Slide

DIE (mv)
woorden die in het meervoud staan krijgen ALTIJD   het lidwoord DIE. Ook als het vrouwelijke of onzijdige woorden zijn.

Slide 10 - Slide

Welk lidwoord kies je hier?
Oma
A
DER, want het is een mannelijk persoon
B
DIE, want het is een vrouwelijk persoon
C
DAS, want het is in het Nederlands een het-woord

Slide 11 - Quiz

Welk lidwoord kies je hier?
Stier
A
DER, want het is een mannelijk dier
B
DIE, want het is een vrouwelijk dier
C
DAS, want het is in het Nederlands een het-woord

Slide 12 - Quiz

Welk lidwoord kies je hier?
Katze
A
DER, want het is een mannelijk dier
B
DIE, want het is een vrouwelijk dier
C
DAS, want het is in het Nederlands een het-woord

Slide 13 - Quiz

Welk lidwoord kies je hier?
Adresse
A
DER, want het is een mannelijk woord
B
DIE, want het eindigt op een -e
C
DAS, want het is in het Nederlands een het-woord

Slide 14 - Quiz

Welk lidwoord kies je hier?
Pferd
A
DER, want het is een mannelijk dier
B
DIE, want het is een vrouwelijk dier
C
DAS, want het is in het Nederlands een het-woord

Slide 15 - Quiz

Welk lidwoord kies je hier?
Freundschaft
A
DER, want Freund is een mannelijk persoon
B
DIE, want het eindigt op -schaft
C
DAS, want het is geen persoon

Slide 16 - Quiz

Welk lidwoord kies je hier?
Märchen
A
DER , want het is een mannelijk persoon
B
DIE, want het is een vrouwelijk persoon
C
DAS, want het woord eindigt op -chen

Slide 17 - Quiz

Welk lidwoord kies je hier?
Möglichkeit
A
DER, want dat heb ik zo onthouden
B
DIE, want het eindigt op -keit
C
DAS, want het is geen persoon

Slide 18 - Quiz

Bruder
Zeitung
Löwe
Mädchen
Lehrer
Straße
Jahr
Schwester
der
der
die
die
die
das
das

Slide 19 - Drag question

... Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

... Buch
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

... Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

... Männer
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

... Kater
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

Freundin
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz


... Restaurant
A
der
B
die
C
das
D
die - meervoud

Slide 26 - Quiz

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

... September
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

... Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quiz

... Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quiz

der, die oder das?

Tier
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quiz

der, die oder das?

Theater
A
der
B
die
C
das

Slide 33 - Quiz

der, die oder das?

Brille
A
der
B
die
C
das

Slide 34 - Quiz

der, die oder das?

Banane
A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quiz

Auf Wiedersehen!

Slide 36 - Slide

Übung!

Slide 37 - Slide

der
die
das
Landschaft
Sonntag
Januar
Winter
Übung
Musik
Osten
Mädchen
Brot
Katze
Büchlein
Tiger

Slide 38 - Drag question