Meervoud

MEERVOUDEN

op

- s en 's

-S = vaste s

'S = apostrof s

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

MEERVOUDEN

op

- s en 's

-S = vaste s

'S = apostrof s

Slide 1 - Slide

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 2 - Quiz

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 3 - Quiz

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Welk ezelsbruggetje helpt je onthouden of je 's moet gebruiken?
A
JY mAg grAAg Y 's
B
JY hOUd vAn Y 's
C
Ik mAg gEEn Y 's
D
Ik hOU vAn Y 's

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Wat is goed?
A
geintjes
B
geintje's

Slide 8 - Quiz

Wat is goed?
A
cameras
B
camera's

Slide 9 - Quiz

Wat is goed?
A
machines
B
machine's

Slide 10 - Quiz

Wat is goed?
A
kabels
B
kabel's

Slide 11 - Quiz

Wat is goed?
A
rallys
B
rally's

Slide 12 - Quiz

Wat is goed?
A
garages
B
garage's

Slide 13 - Quiz

Wat is goed?
A
solos
B
solo's

Slide 14 - Quiz

Wat is goed?
A
menus
B
menu's

Slide 15 - Quiz