PTA 3.4 Lezen: Hoofdstuk 4 lezen: Verbanden en signaalwoorden(editie 6)

Welkom bij Nederlands
Hoofdstuk 4: Lezen
Verbanden en signaalwoorden (2)

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Hoofdstuk 4: Lezen
Verbanden en signaalwoorden (2)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Hoofdstuk 4 Lezen: Verbanden en signaalwoorden (2)

  1. Herhalen Theorie Hoofdstuk 3 Lezen: Verbanden en signaalwoorden
  2. Theorie Hoofdstuk 3 Lezen: Verbanden en signaalwoorden (2)
  3. Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Slide

Herhalen:
Nu:

  • kun je opsommingen en tegenstellingen herkennen onder andere aan de hand van signaalwoorden √

Slide 3 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
Signaalwoorden:
Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Er zijn verschillende soorten verbanden.

Opsomming
  • Een opsomming herken je aan signaalwoorden zoals: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en. 
  • Je kunt een opsomming ook herkennen aan streepjes (–), dots (•), getallen (1, 2, 3) of een dubbele punt (:). Bijvoorbeeld:
– Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.


























Slide 4 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
Signaalwoorden:
Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Er zijn verschillende soorten verbanden.

Tegenstelling:
  • Een tegenstelling herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant. Bijvoorbeeld:
– De oude achtbaan is niet heel mooi, maar hij gaat wel ontzettend hard.



























Slide 5 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les:

  • kun je tekstverbanden (voorbeeld en oorzaak - gevolg) herkennen, onder andere aan de signaalwoorden

Slide 6 - Slide

Lezen: Verbanden en signaalwoorden (2)

Slide 7 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
Nog twee verbanden en de signaalwoorden die daarbij horen.

Voorbeeld:
  • Een voorbeeld herken je aan signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere. Bijvoorbeeld:
– Sommige mensen houden juist van actieve vakanties. Zo gaan steeds meer vakantiegangers fietsen, wintersporten, diepzeeduiken of bergbeklimmen.




























Slide 8 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
Nog twee verbanden en de signaalwoorden die daarbij horen.

Oorzaak-gevolg:
  • Een oorzaak – gevolg herken je aan signaalwoorden zoals: daardoor, doordat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van. Bijvoorbeeld:
– Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Oorzaak: brug open.
Gevolg: Peter komt te laat.



























Slide 9 - Slide

Zelfstandig aan het werk 
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig Hoofdstuk 4: Lezen, Verbanden en signaalwoorden (2) blz 90 in je boek


Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd.
Klaar? 
Lezen in je leesboek/tijdschrift.



timer
20:00

Slide 10 - Slide

Nakijken

Slide 11 - Slide

Afsluiten:
Nu:

  • kun je tekstverbanden (voorbeeld en oorzaak - gevolg) herkennen, onder andere aan de signaalwoorden √

Slide 12 - Slide