Beeldspraak

Beeldspraak
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beeldspraak

Slide 1 - Slide

Woordspeling
De schrijver gebruikt woordspeling om de lezer op het verkeerde been te zetten en te laten nadenken.

Doel: humoristisch effect aan de tekst geven

Slide 2 - Slide

Woordspeling
Verschillende soorten woordspelingen:
1. Het gebruik van een dubbele betekenis: 
‘ Zegt de ene kaars tegen de andere:”Zullen we vanavond uitgaan?” 

2. Het aanpassen van (letters van een) woord, of de woordvolgorde: 
- Wie niet slim is, moet sterk zijn. 
- Iedereen heeft recht op mijn mening.

Slide 3 - Slide

Woordspeling en beeldspraak

Slide 4 - Slide

Wat is dit? 'Het is hier een zwijnenstal'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 5 - Quiz

Woordspeling en beeldspraak
Eerst even een filmpje….

Slide 6 - Slide

Wat is dit? 'Even de neuzen tellen'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 7 - Quiz

Wat is dit? 'De cursus lassen voor beginners is afgelast'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 8 - Quiz

Wat is dit? 'De stad is een jungle'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 9 - Quiz

Lees de tekst op het t-shirt. Van welke woordspeling is hier gebruik gemaakt?
A
Gebruik van dubbele betekenis
B
Het aanpassen van (letters van een) woord, of de woordvolgorde

Slide 10 - Quiz

Wat is dit? 'Alleenstaande dame zoekt zittend beroep'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 11 - Quiz

Welk woord heeft een dubbele betekenis?

Ik scoor ook wel zonder WK

Slide 12 - Open question

Wat is dit? 'De oude brandweerman maakte een uitgebluste indruk'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 13 - Quiz

Welk woord heeft een dubbele betekenis?

Hoezo Oranje-koorts? Ik voel me prima

Slide 14 - Open question

Wat is dit? 'Zijn buik lijkt wel een luchtballon'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 15 - Quiz

Wat is dit? 'Hij is zo groot als een boom'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 16 - Quiz

Wat is dit? 'Drink met maten'
A
Woordspeling
B
Beeldspraak

Slide 17 - Quiz